Het verhaal
Aan ringen vastgeketend staan gespannen
zeildoeken op rij. Kabels kruipen uit
de stoppenkast, kronkelend over het klinkerplein,
gekoelde marktwagens in.
Door de keel rollen aanhoudend auto’s
de parkeergarage vol. Ondergronds zoeken
vroege kopers trappen, lift en uitgang op.
Buiten slenteren ze in rijen
langs kraam en reuzenparasol
voegen uit en schuiven in een groepje
dat reikhalzend te wachten staat en onderwijl
een hand op de verkoren koopwaar wachten laat.
Onrustig wordt gewrongen; een duw.
Een blik geeft antwoord. Een spier spant
aan. ‘Wat mag het wezen?’
Groentesoort wordt in kisten
bij elkaar bewaard. Klanten betasten,
knijpen, draaien, leggen terug.
Tussen appel- en spruitjeslucht
verbergen naakte vingers
aan wollen handen
vliegensvlug per twee of drie
de citrusvrucht in plastic tas.
Achter camembert plus edammer
in een geur van blauwschimmelkaas
weegt de koopvrouw digitaal,
telt haar hoofd euro’s onnarekenbaar
op en glimlacht
haar mond onweerstaanbaar
tot gatengatenkaas.
Op kniehoogte hangen tassen
daaruit pluimen prei en wortelloof,
erin is in papier gerold
gerookte makreel tussen hengsels
overeind gezet.
Ze bulkt en bolt; de tas
kan niet meer
valt bijna parkeervloeren diep
lekken in het plafond
terwijl de draagster uien morsend
een nieuwe haring eet.
Het donzen deuken van portefeuilles
met een vette ledergeur
draagt nog sporen van de ondergrondse strijd
tussen gemeente en nieuwemarktwinkeliers.
Zeeman verkoopt steeds onstuimig
jassen, ondergoed, terwijl
de marktman zwijgend aan haken
wit karton
van LINGERIE ontdoet.
Stoffenman met band en linten
schuift listig zijn kraam ineen,
rolt dan zijn handel rijdend op
en passeert een spuwende keel
waaruit klantenauto’s huiswaarts keren
als weer een maandag
in de avond
verdwijnt.
Foto: Weekmarkt in Roosendaal, collectie West-Brabants Archief.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal