Menu

Oostenrijkertjes zijn er weer

Het verhaal

Het was juli 1962 dat ik voor de eerste keer naar Roosendaal reisde. Ik was toen zeven jaar oud en ik had het eerste schooljaar er net op zitten. Ik wist niet wat me te wachten stond, maar ik wilde zonder meer naar Nederland reizen, vertelde mijn moeder me achteraf. Ik had nog vier jongere broers en zussen, maar mijn ouders hebben het mogelijk gemaakt dat ik deze verre en in verhouding dure treinreis kon ondernemen. Mijn vader begeleidde mij met de trein van Hainburg naar Wenen via treinstation Wenen-Hütteldorf. Voor mij en veel meer kinderen (in totaal 800) begon een lange, inspannende 21-uur durende reis (is tegenwoordig ondenkbaar) met een speciale trein naar Roosendaal. Wij werden uitgezonden door de katholieken. Stichting ‘Mensen in Nood’ organiseert het.

In Wenen kregen we van iemand van de stichting een kaartje omgehangen waarop de naam van de pleegfamilie en mijn eigen naam stond. Mijn vader schreef voor zichzelf het adres van de pleegfamilie op en dat was het. Gedurende twee maanden zou Nederland mijn thuis worden.

Zeer vermoeid aangekomen op het station in Roosendaal ontvingen onze Nederlandse families ons (het krantenartikel met de kop “Oostenrijkertjes zijn er weer” van dagblad De Stem – juli 1962, heb ik nog steeds.) Alle aanwezigen op het station keken naar onze kaartjes en een voor mij nog vreemde vrouw nam me uiteindelijk bij de hand mee. We gingen het stationsgebouw uit. Voor het station werd ik met mijn kleine koffer door een voor mij toen nog vreemde man achterop een fiets gezet en reden we “naar huis”. We reden naar het Vrouwenhof, waar een mooi rijtjeshuis stond die tot de familie Van de Weijgert behoorde, Hier werd ik hartelijk ontvangen. Ik kreeg een eigen kamer en een eigen fiets. Voor mij was het het paradijs op aarde, als kind zag ik dat zo. In ieder geval was het hebben van eigen kamer al iets heel bijzonder. Ik zal uitleggen waarom: In Oostenrijk woonde wij in een groot huurhuis en ik sliep met mijn vier broers en zussen in één kleine kamer. Ik mag echt niet klagen, want zo was het nu eenmaal. Mijn ouders hadden geen financiële mogelijkheden om een eigen huis te bouwen. Mijn moeder was huisvrouw en mijn vader was alleenverdiener die zeven personen moest onderhouden. Oostenrijk was in 1962 nog in aanbouw en maar een paar mensen hadden een hogere levensstandaard zoals in Nederland op dat moment het geval was. Toch kwamen mijn broers en zussen en ik niets tekort en hadden we een prachtige jeugd. Onze ouders hebben alles – binnen hun mogelijkheden- voor ons gedaan, waarvoor wij hen vandaag de dag nog steeds dankbaar zijn.

In die tijd hadden het pleeggezin en mijn ouders nog geen telefoon. Daarom schreef ik op de dag van aankomst een brief aan mijn ouders. Ze hadden zich zorgen gemaakt en vroegen zich natuurlijk af of het goed met mij ging. Ja, het ging met mij goed. Ik had het zelfs zeer goed getroffen. Mijn lieve pleegouders namen mij in hun gezin op alsof ik hun eigen dochter was. Ik werd met cadeaus overladen en kreeg prachtige nieuwe kleren. We maakten mooie fietstochten en ik mocht overal mee naartoe. Zo leerde ik de gehele familie, vele bekenden en vrienden van mijn pleegouders kennen. In het begin had ik natuurlijk een spraakprobleem. Mijn pleegvader (oom Marijn) kon een klein beetje Duits. We maakten ons, zo goed als het ging, met handen en voeten verstaanbaar.

Ik geloof dat ik op de eerste avond heb gehuild, omdat ik heimwee had. Maar dat duurde niet lang en ik voelde me thuis bij oom Marijn en tante Hendrin. Zo mocht ik mijn pleegouders noemen. Mijn pleegouders hadden één zoon met wie ik geen contact had. Ook de buurtkinderen leerde ik binnen korte tijd kennen en er begon een warme vriendschap. Iedereen om me heen zorgden met oprecht ervoor dat mijn verblijf zo aangenaam mogelijk was. Na twee prachtige maanden (eind augustus 1962) moest ik afscheid nemen van mijn lieve pleegouders en alle andere lieve mensen. Het werd een afscheid met veel tranen. Gelukkig hadden mijn pleegouders me in hun hart gesloten, waardoor ik de volgende jaren weer terug mocht komen. Ik was in totaal negen keer achterelkaar voor twee maanden in Roosendaal. Het was de mooiste en tegelijkertijd de meest indrukwekkende tijd van mijn leven.

Hier zijn nog een paar hoogtepunten van de laatste vijftig jaar die ik graag met jullie wil delen:

1963: mijn pleegouders kwamen voor de eerste keer naar Oostenrijk om met mijn ouders kennis te maken. Kort daarop worden ook mijn ouders door familie Van de Weijgert uitgenodigd om naar Roosendaal te komen. Zo ontstaat een prachtige vriendschap tussen Nederlandse en Oostenrijkse families.

1969 -1972: ik studeerde aan een commerciële school.

1972: ik begon met werken in Oostenrijk. Tot aan mijn pensioen (juli 2010) werkte ik in een grote groep bij loonadministratie in de boekhouding en de douane.

1974: mijn pleegouders en oom Piet en tante Marie Bakkers kwamen naar mijn bruiloft in Hainburg. (Piet Bakker was de broer van mijn pleegmoeder.)

1976 + 1977: mijn echtgenoot en ik bezochten mijn pleegouders in Roosendaal.

1977: 28 december kwam mijn eerste dochter Daniela ter wereld.

1978: in mei kwamen mijn pleegouders weer op bezoek in Oostenrijk.

1983: in oktober lag mijn pleegvader in het ziekenhuis. Ik heb hem toen opgezocht.

1984: 9 januari kwam mijn tweede dochter Melanie ter wereld.

1984: in mei overleed helaas mijn pleegvader.

En zo gingen de jaren snel voorbij en ik bleef tijdens deze lange periode steeds contact houden met alle lieve mensen in Nederland. Al een paar jaar komen Nederlanders bij ons op bezoek en gaan wij omgekeerd naar Roosendaal. Helaas zijn al velen kennissen (die ik sinds 1962 ken) overleden, waarover ik zeer treurig ben. Ze waren zeer goede mensen die ik niet zal vergeten. Natuurlijk zijn het er te veel om op te noemen.

Nu even niets meer over het verleden . Ik kijk uit naar het heden, want volgende maand gaan mijn man Rudolf, mijn dochter Melanie en ik naar Roosendaal. Mijn zus Annemarie en haar man Karl zijn er deze keer ook bij. Zij logeren bij Toke van Wesel in Wouw.

Wij logeren al 29 jaar in het huis van Ans Notenboom (dochter van familie Bakkers). Oom Piet en tante Marie Bakkers zijn beide helaas ook al overleden. Wanneer ik naar Roosendaal kwam, waren ze er altijd voor mij. Er is nog steeds een kamer vrij voor mij en mijn familie. Ik heb ze beiden in mijn hart gesloten en ik mis ze heel erg. Met Ans en Antoon Notenboom en hun kinderen hebben ik al tientallen jaren een innig contact.

Ook mijn dochters zijn vaak naar Roosendaal geweest en kennen de stad en de mensen zeer goed. Beide logeren ze dan bij Tonny van Zitteren, waar het hun zeer goed afgaat en waar ze erg verwend worden. Helaas is oom Frans van Zitteren (broer van Marie Bakkers) ook overleden. Hij was een zeer lieve en grappige man die we allemaal erg waardeerden. Tante Tonny viert op 31 juli dit jaar haar tachtigste verjaardag. Wij willen haar het allerbeste in gezondheid en geluk toewensen, en wensen haar nog mooie jaren toe.

Dus nu is mijn tijd in Roosendaal in grote lijnen verteld. Ik hoop dat ik u niet heb verveeld. Ik had een grote behoefte om mijn verhaal te vertellen, omdat ik al zo lang jullie mooie en charmante stad trouw ben gebleven en altijd graag terug zal komen. Op de Oude Markt in een gezellig café zitten en genieten van het klokkenspel van het Raadhuis is ook altijd een groot genoegen voor mij.

Eén verzoek heb ik nog. Ik zou graag op deze manier

Ans & Antoon Notenboom

Miranda & Kees Prinsen- Notenboom

Ton Notenboom

Patrick & Saskia Notenboom- v.d. Leun

Tonny van Zitteren

Hans, Jeffrey & Dion van Zitteren

Emil van Zitteren

Toke van Wesel- Huijsmans

Kees van Wesel

Monique & John Kerkhofs- van Wesel

Ingrid & Ton Laenen- van Wesel

Marion & Gerard Voorbraak- de Tree

Johan & Wies van Ommen

Jacinta Kannekens (meisjesnaam) was mijn beste jeugdvriendin, helaas ben ik haar uit het oog verloren

Karina Bartels (meisjesnaam) was eveneens een jeugdvriendin

en hun families

officieel van harte willen bedanken voor de geweldige tijd en voor de vele cadeaus die ik van iedereen heb mogen ontvangen. Voor die mooie jaren met iedereen en de warme gastvrijheid zal ik mijn leven dankbaar zijn en nooit vergeten. Roosendaal zal voor altijd mijn tweede thuis blijven.

Informatie
  • Gepubliceerd:
    26 juni 2017
  • Auteur:
    Gabi Cupa
  • Periode:
    1960 - 1969
  • Dit verhaal speelt zich af in:
    Roosendaal

Samen beleven we meer

Reacties op dit verhaal

Er zijn nog geen opmerkingen

Plaats zelf een reactie
over dit verhaal