Het verhaal
Toen ik vijf jaar oud was gingen mijn ouders in Haarlem wonen. Ik vergeet nooit die dag dat ik met opa en oma arriveerde in Haarlem. Een grote verschrikking! Al snel at ik bijna niets meer en was ik vaak ziek. Niet één dokter wist wat ik mankeerde.
Opa (Sjaak) Swanenberg kon het niet langer aanzien en liet mij tijdens bijna elke schoolvakantie naar Roosendaal komen. Het wonder geschiedde. Als ik in Roosendaal was, ging ik eten. Conclusie? Heimwee. Tot mijn drieentwintigste jaar was ik altijd in de Molenstraat te vinden tijdens vakanties en weekendjes. In ieder geval zo vaak als mogelijk was. Daar was ik geboren in juli 1965, het oudste kind van Ans van der Heijden -Swanenberg. De dochter van de Poort van Kleef.
Samen met oma Swanenberg ging ik vaak boodschappen doen. Brood bij Heijnen, naar Van Overveld of vlees halen bij slager Schütz. Het mooiste vond ik het om ‘s avonds de warme maaltijd te brengen bij de drie-weesgegroetjes. In mijn herinnering droegen die dames altijd lange rokken, zwarte kousen en ze waren echt oud. Achter de winkel hadden ze een woonkamer die erg donker was en daar moesten de pannetjes gebracht worden. Soms moest ik er weleens een boodschap halen en dan kreeg je altijd een ovaal grijs hoesttabletje; de naam daarvan weet ik helaas niet meer. Nu ik dit schrijf proef en ruik ik die hoesttabletjes nog.
Mijn tante Jenny en oom Karel woonden in de St. Janstraat. Een oude verbouwde bakkerij was omgetoverd tot een prachtig woonhuis. In de zomer liep ik daar dan heen en kocht ik eerst een heerlijk Italiaans ijsje bij Torino. Wat ik ook nog kan ruiken is de geur van de bloemist die daar zo ongeveer naast zat. Overdag liep ik vaak even bij De Stem naar binnen, want daar werkte mijn tante.
Zo bracht ik mijn dagen door. Ik genoot ervan en zie alle dagen nog voor me. Uiteraard viel er ook veel te beleven in het hotel van opa en oma, de Poort van Kleef. Ton van Duijnhoven was een vaste gast, Daniel Waayenberg en zelfs Engelbert Humperdink is er geweest. Ik was zo’n veertien jaar en er zat een man in de lounge met een grote bontjas aan en veel gouden ringen om. Opa kwam me halen in de keuken en zei: “Kom eens even. Er is iemand die je wil spreken.”
Dus ik mee, maar ik herkende Engelbert natuurlijk niet. Mijn moeder bleek fan van hem te zijn. Als ik hem nu op tv zie, denk ik: “Oh, daar heb ik een avond televisie mee gekeken bij mijn opa en oma.”
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal