Het verhaal
Op een mooie woensdag namiddag wandel ik over de Rooms Katholieke Begraafplaats Bredaseweg. Het “T’ouwe Kerkof aon de Bredaosewég” zo wordt het genoemd in de volksmond. Met de komst van de begraafplaats ‘Zegestede’ circa 1978 aan de Rucphensebaan, sprak men lange tijd over het “Ut ouwe of ut nuuwe kerkof”
Daar naar toe gaan moet ge eigenlijk altijd doen met mooi weer. Ge gaat er dan met een ander gevoel naar toe en het doet niet zo triestig aan.
De Hoofdingang met zware, zwart geverfde ijzeren poort aan de Bredaseweg is dicht. Maar de zijpoort is open. Het kerkhof is rondom omgeven door een beukenhaag (buukenheg). Vandaar ook het gezegde, weet ik nog wel, “Hij of zij ligt achter den Buukenheg begraven!”
Op een bord worden de openingstijden aangegeven. Van 8.00 uur tot 16.30 uur is het kerkhof voor iedereen toegankelijk, mits men zich behoorlijk gedraagt!
Er zijn twee hoofdingangen, namelijk; aan de Bredaseweg, de Kalsdonksestraat en een kleine ingang aan de Griendweg. De Hoofdingangen gaan rond 16.30 uur op slot. De ingang aan de Griendweg blijft dag en nacht geopend. Dit moet vanwege een gemeentelijke verordening. Tot mei 2011 liep er nog altijd iemand met een bel over het kerkhof om sluitingstijd aan te kondigen zo rond 16.30 uur. Ik heb het ooit zelf gehoord. En vind het jammer dat dit gebruik verloren is gegaan.
Eerst was er een plechtige Requiem Heilige Mis, meestal in de Parochie waartoe de overledene behoorde. De overledene werd herdacht in toespraken en de Geestelijke sprak zijn woorden uit in een preek. Een gemengd zangkoor zong in de Kerk Gregoriaanse gezangen Requiem. Ik weet nog dat we lopend achter de lijkkoets met de overledene naar het kerkhof gingen. De zwarte koets, getrokken door twee paarden. De paarden droegen een zwart dekkleed over zich heen. De koetsier ook in het zwart met enkele lijkbidders, uitgestreken gezicht gezeten op de bok. De oogkleppen van de paarden waren zwart. De koets uiteraard zwart en afgezet met zilver geverfde biezen. Zo ging dat in de in de jaren ‘50. Dwars door de stad, en het verkeer hield daar gewoon rekening mee. Wanneer de lijkstoet voorbij ging was het de gewoonte om hoed of pet af te nemen. En met het hoofd een lichte buiging maken. En als rooms-katholiek zijnde werd soms geknield en een Kruisteken gemaakt uit eerbied voor de overledene.
De vrouwen gingen niet mee naar het kerkhof, dat was alleen voor mannen. De vrouwen gingen gesluierd met voile (rouwsluier) naar het café of zaal dat niet ver gelegen was van de kerk om te condoleren en te rouwen. Deze voile mocht pas terug geslagen worden wanneer de mannen terug waren van het kerkhof. In het café of zaal werd de koffietafel ‘gehouden en gegeven’. De tafels stonden klaar met sigaren en sigaretten, broodjes kaas en ham, koffie en thee, enz. Na dit alles werd er een borrel op gedronken, “om het verdriet wat te verzachten”. En tegelijkertijd de overledene nog eens extra te gedenken. “De overledene zou het immers zo gewild zou hebben”!
De katholieke kerk, het kerkhof en café lagen dikwijls niet ver lopen uiteen. In dorpen zoals o.a.in Nispen, Wouwse Plantage, Oud-Gastel en Zegge en Essen (België) enz. is dit nog te zien. Alleen wanneer men werd uitgenodigd, persoonlijk of per rouwbrief, mocht men aan de koffietafel deelnemen.
Ik loop langs gerestaureerde, maar ook totaal verwaarloosde, vervallen graven. Het ziet er niet uit! Vrijwilligers van de Stichting Begraafplaats Roosendaal zijn druk in de weer om het kerkhof te onderhouden. Zij restaureren op verzoek van nabestaanden graven die nodig opgeknapt dienen te worden. Tevens adviseren en helpen zij mensen die graven van hun dierbare overledenen willen opknappen. Er zijn ook mensen die vakkundig letters opnieuw leesbaar schilderen op de graven. Ze hebben er een gigantische klus aan, maar ze doen het graag. En hun werk wordt beloond.
Bedrijvigheid alom op de begraafplaats. En waar veel mensen begraven liggen die ik gekend heb. Vooral rond Allerheiligen (1 november) en Allerzielen (2 november) worden de doden herdacht. Er komen dan, meest witte en gele chrysanten, bij of op de graven te staan. Het is er dan ook drukker op het kerkhof dan normaal. Bloemen bij de graven, het is al een jarenlange traditie!
Het graf van mijn opa is wat men tegenwoordig oneerbiedig zegt “geruimd”. Maar het graf van mijn opoe Johanna – Sep –Braat (* 2-10-1868, 6-5-1956) is mooi gerestaureerd. In 1953 was zij met haar zuster, Adriana Mies –Braat (*2-10-1868, 3-6-1958) de oudste tweeling van Nederland. Adriana Mies –Braat woonde in Oud-Gastel en ligt begraven in Oud Gastel op het kerkhof achter de Sint LaurentiusKerk.
Ik bezoek ook het graf van Jacques Mulders. Zijn pleegouders waren Adrianus (Janus) Broos en Catharina (Kaat) Van der Heijden. Ik heb deze mensen goed gekend. Dikwijls heeft ze me verteld over de vreselijke tijden die ze hebben meegemaakt in concentratiekampen in Nederland en Duitsland. Zij zijn opgepakt in de oorlog, omdat ze onderduikers probeerden veilig te stellen. Na verraad van mensen, die de Familie Broos-van der Heijden goed kenden, veranderde hun leven op slag. Haar man Janus kon zich niet uiten, en wanneer ze vertelde over die vreselijke tijd, liep hij weg. Zij woonden op de Gastelseweg. Op 21 augustus 1944 is Jacques Mulders overleden in een werkkamp te Siegburg (Duitsland). Een en ander heeft altijd veel indruk op mij gemaakt!
En dan de Roosendaalse komiek Sander Walravens. Hij speelde mee in de Brabantse revue. Die revue werd gebracht van 1933 tot 1960 in Roosendaal, en was zeer populair als volksvermaak. Het beeld op zijn graf stelt een treurende weduwe voor met kinderen.
En dan het grafje van mijn vriendje Jantje Heeren. Hij woonde naast ons op de Gastelseweg no. 47. Wat ik nu schrijf moet vreselijk zijn geweest voor zijn ouders. Ik was bijna vijf jaar en zat in de bokkewagen, die getrokken werd door een echte bok. En Jantje, in 1944 is het gebeurd, was de menner. Zijn vader, Wout Heeren, had een vrachtwagen bedrijf. Het moet zo gegaan zijn, nogmaals vreselijk, dat wij met de bokkewagen op het erf bezig waren, en zijn vader de vrachtauto, per ongeluk natuurlijk, achteruit reed en Jantje geraakte onder de wielen. Ik herinner me nog de consternatie. Een paar keer per jaar bezoek ik zijn grafje en lees dan de leeftijd waarop hij overleed! Bijna elf jaar oud mocht hij maar worden. Een en ander zie ik zo voor me, om nooit te vergeten.
Op 1 januari 1870 werd de rooms-katholieke begraafplaats ingewijd. Voor die tijd werden overledenen in de Kerk begraven of in de tuin achter de Kerk. Vandaar de benaming ‘Kerkhof’. Bekende steenhouwers waren Charles Petit, Broos, Van Peer, Van Overveld en Janssens. Sinds 2011 is de begraafplaats gelukkig op de monumentenlijst geplaatst!
Bekende Roosendaalse families liggen er begraven. Zoals Familie Van Hasselt, Familie Konings, Familie Van Gils-van Loon, Familie Breugelmans, Familie Goyarts, wethouders en andere notabelen.
Bij de Hoofdingang aan de Bredaseweg rechts het graf van Oud Burgemeester Claudius Prinsen. Burgemeester van Roosendaal (1932 tot 1947). Met enkele jaren onderbreking door de bezetting in de oorlog 1940-1945. Het monument op zijn graf is vervaardigd door de nationaal bekende beeldhouwer Mari Andriessen. Deze heeft ook het beeld “De Dokwerker” gemaakt in Amsterdam.
Bij de ingang aan de Kalsdonksestraat ligt rechts het veld voor kinderen die levenloos en ongedoopt geboren waren. Zij waren niet katholiek gedoopt en moesten op ongewijde grond begraven worden. Echter op 31 oktober 2004 worden de kinderen terecht opgenomen in het geloofsleven. Er wordt een monument opgericht in de vorm van een liggend kruis en jaartallen.
Op het oorlogsveld ‘Calvarieberg’ liggen burgers omgekomen door bombardementen en beschietingen. En oud strijders, gesneuveld door het oorlogsgeweld bij de bevrijding van Roosendaal en omstreken. Ook nog een ereveld met 38 Engelse gesneuvelde soldaten.
Het monument op het veld van de Nederlandse oorlogsgraven is vervaardigd door de bekende beeldhouwer Niels Steenbergen.
Het monument (houten kruis) ter herinnering aan Popke Driesen, is gemaakt door Leo Koevoets. Popke Driesen had een winkel aan de Oude Markt. Hij verkocht speelgoed, kantoorartikelen, van alles wat. “De wienkel van Sienkel” herinner ik me nog. In 1945 wordt hij vermist, de winkel blijft ‘s ochtends dicht. Iets wat de Roosendaalse bevolking niet gewend was. Jaren later (1950) bij de verbouwing van zijn huisje wordt zijn lichaam terug gevonden. Hij bleek te zijn vermoord. Over Popke doen verschillende verhalen de ronde. Zo ging het praatje dat hij veel geld bezat. Ik herinner me, dat er veel gegist en veel onzin werd verteld.
In de kapel, gebouwd in 1883, werden regelmatig heilige missen opgedragen. Daar heb ik verschillende keren, als misdienaar, de priester mogen assisteren. Het was dan meestal in de ochtend, dus hoefde ik niet naar school. Ik moest het wel daags tevoren aangeven. Onze meester vond dat gewoon goed. Het katholieke geloof en de kerk gingen boven de school. De kapel is jammer genoeg in 1987 gesloopt.
Ik ontmoet een van de vrijwilligers, de Heer Van Loon, en met zijn goedvinden mag ik zijn naam noemen. Een paar dagen per week doen ze op de Begraafplaats hun werk, enthousiast en met overtuiging. Maar ze zijn ook afhankelijk van het weer, zo vertelt hij. Zo hebben ze dit jaar een slechte zomer gehad om graven te restaureren. Het schilderen van namen op de graven en het lijmen van steen kan en moet namelijk alleen bij droog en niet te koud weer gebeuren. In de maand september 2011 hebben de vrijwilligers toch ruim dertig grafmonumenten opgeknapt.
Enkele jaren geleden was er sprake van koperdiefstal. Koperen naamletters waren verdwenen van de graven. Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat er mensen zijn die moedwillig en stiekem graven vernielen. Triest om te zien. En toch gebeurt dit ongelooflijke met regelmaat zo vertellen de vrijwilligers. Welk doel en zin drijven deze mensen om zo vernielzuchtig te zijn. Wat gaat er om in hun hoofd? Een duidelijk antwoord krijgen we hier jammer genoeg waarschijnlijk nooit op.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal