Het verhaal
Ik vermoedde ze al, de bladervlinders
bij dit herfstven; ik dacht achter mij
fladderen te horen. Zij sloten gebroken
hun vleugels op mijn beide schouders.
Vandaag in de snijdende oostenwind
teruggevochten: handen diep in de zakken
en de das vervaarlijk om mijn mond,
schaatsen over mijn schouder geslagen.
In weemoed het snerpend snijden
van jongensijzers op het ijs,
het guirlandes zwieren en het bloot lachen
van de tanden in de meisjesmond.
Warm als zopie werden mijn ogen
toen ik verderop het ijs zag blinken.
Het lag er beloftevol, koud en vlak
aan een zijde; verder niets dan wak
waarin eenden genoeglijk kwakend
onderdoken toen zij mij daar zo gevaarlijk
koukleumen zagen en ze heel het Rozenven
met bosrand weer het hunne maakten.
Ik keerde om, wind in de rug en
verder was het ijzig stil, behalve dan
het snerpend snijden en de witte tanden.
Voor het fladderen sloot ik voor nu mijn oren.
Foto: Schaatsen op het Rozenven, Thom van Amsterdam/Brabants Nieuwsblad, collectie West-Brabants Archief.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal