Het verhaal
Voorwoord
Waarom de Damstraat en waarom de periode 1960-1965? Nou, die vraag is gemakkelijk te beantwoorden, namelijk, ik kwam als 11 jarige in de Damstraat wonen in 1960 en bleef daar wonen tot ik trouwde in augustus 1972.
Ik heb 1965 gekozen, omdat tot ongeveer dat jaar de Damstraat een typische straat was in een kleine wijk die een eigen signatuur had, in het stuk van Molenstraat tot de Nieuwstraat veel kleine middenstanders van diverse aard en vanaf de Nieuwstraat enkele winkels en andere bedrijven en voor de rest veel arbeidersmensen en naar verhouding ook wel veel oudere mensen. In die tijd waren er namelijk nog niet veel bejaardentehuizen, (dat kwam pas eind jaren zestig, beginjaren zeventig) zodat de oudere mensen in de straat bleven wonen.
Vanaf omstreeks 1965 maakte de Damstraat een ware metamorfose mee, doordat het een uitgaansbuurt werd met veel cafés, bars cafetaria’s enz. Hiermee kwam een eind aan de oorspronkelijke identiteit die de Damstraat had. Over de periode na 1965 zal ik niet veel vertellen , omdat deze periode in de afgelopen jaren al meerdere malen is belicht. Heemkundekring De Vrijheijt Van Rosendale heeft enkele jaren geleden in een uitgebreide expositie hier al veel over laten zien.
De wijk waarin de Damstraat lag, werd begrensd door de Molenstraat, Burgerhoutsestraat/ Raadhuisstraat en Burg. Prinsensingel (Toen meestal Binnensingel genoemd) en de Boulevard.
De straten in deze kleine wijk/volksbuurt waren naast de Damstraat, de Sophiastraat, Willemstraat, Wilhelminastraat, stukje Nieuwstraat, Boomgaardstraat, Mauritsstraat, Emmastaat en Frederik Hendrikstraat.
Deze wijk viel onder de parochie van Sint Jan de Doper, afgekort de Sint Jan. De meeste kinderen gingen naar de Ste Marie (jongens), De meisjes gingen naar de Aloysiusschool in de Kloosterstraat bij het Gertrudislyceum. Daarnaast waren er ook jongens en meisjes die naar de openbare lagere school in de Nieuwstraat gingen.
We gaan nu een kleine wandeling maken in de Damstraat, vanaf de Molenstraat tot aan de Burgerhoutsestraat, waarin ik probeer alle ondernemers te benoemen. Soms zal ik een klein uitstapje maken naar een andere straat, en als er iets typisch te vertellen valt over personen of ondernemers.
Wandeling
De Molenstraat was in de jaren zestig de belangrijkste winkelstraat van Roosendaal en de Damstraat was hier een zijstraat van.
Als we de Damstraat ingaan hebben we gelijk aan de rechterkant op de hoek de groothandel van de familie Roset.
Deze firma zorgde vooral voor de bevoorrading van Vivo winkels in de regio. In 1966 fuseerde dit bedrijf met een onderneming in Zeeland en werden de activiteiten daar naartoe verplaatst.
Tot dat moment van verhuizing gingen wij daar als jongens regelmatig langs voor kartonnen dozen en oud papier om een zakcentje bij te verdienen.
Op de andere hoek was er de boekhandel van de firma Dhaeze, waar ze (voor die tijd) pikante lectuur verkochten, die in de etalage steevast met een bruin papieren bandje werd gepresenteerd.
Pal daarnaast was de Citroën garage van de Firma Lemmens gevestigd, waar wij regelmatig kwamen om te kijken of er iets te krijgen was, zoals oud papier, speldjes, landkaarten van Esso en Shell enz.
Daarnaast zat transportbedrijf Rijnart, waar ik eigenlijk niet veel van terug heb kunnen vinden.
We blijven nog even aan de linkerzijde voor Aannemersbedrijf Notenboom, een klein aannemertje dat meestal alleen werkte , maar soms wel eens een knechtje had.
Hij werd “het gouwe treweeltje “ genoemd. Deze bijnaam had hij , omdat hij nogal langzaam werkte en daarom de rekening voor het verrichte werk nogal hoog uit viel.
Buurman van aannemer Notenboom, de heer Key had een uitvaartonderneming.
De overbuurman, aan de rechterzijde dus, heette ook Notenboom en zijn vrouw heette Lieske Peeters. Zij had de vishandel, genoemd Vishandel Noordzee van haar ouders overgenomen. Deze zaak had een etalage met daarachter een groot marmeren blad waarop de diverse vissoorten in het ijs lagen uitgestald. De activiteiten zijn eind jaren 50, begin jaren 60 reeds gestopt.
Haar man, Notenboom dus, bemoeide zich niet met de zaak, hij trad wel op voor gezelschappen, feesten enz. als goochelaar en hypnotiseur.
Ook aan de rechterzijde lag Schoenmakerij Haarbosch.
Zijn buurman was Frans Arnoe sr. , later opgevolgd door zijn zoon die Fred heette. Het was een heren- en dameskapper. Ook de zus van Fred , Diny werkte in de zaak mee.
Fred was niet alleen kapper maar ook een begenadigd kok en was een van de oprichters van de kookclub “Les Phantomes de la cuisine”. Fred jr. gaf ook lessen in koken.
Frans (de vader) is later verhuisd naar een huis schuin tegenover de Willemstraat.
Een broer van Fred , Louis Arnoe, is eind 60-er jaren in de Damstraat begonnen met de bowling, later werd dit een partycentrum, maar ook de bowling bleef bestaan.
Naast de kapperszaak lagen er een viertal oudere arbeiderswoningen die begin jaren 60 zijn gesloopt. Hiervoor in de plaats kwam een nieuwbouwproject waarin de volgende zaken kwamen, herenkapperszaak Theo de Rijk, dan met 2 units, bar Het Catshuis en als laatste een lingeriezaak.
Na enkele jaren verhuisde Theo de Rijk naar een pand in de Burg. Prinsensingel.In het pand kwam toen broodjeszaak de Pistolé.
De zoon van Theo de Rijk, Jeroen is in de jaren 80 een goede en bekende percussionist geworden en heeft tot op heden gespeeld met de groten der aarde op het gebied van popmuziek, jazz enz.
Artiesten die hij begeleid heeft zijn o.a. : David Guetta, Toots Thielemans, Mr. Probz, Gino Vanelli, Metropool orkest, De Toppers, The Passion enz.
Wim Bakx vertelde mij nog dat hij en zijn zus Netty regelmatig oppasten op de kleine Jeroen. Jeroentje was nogal vrij in de omgang en toen hij als kleuter van, zeg drie jaar, een overbuurman, die altijd nogal nors keek, aansprak met de woorden “mag je me soms niet” was het lachen geblazen. Het voorval werd vele jaren nadien nog steeds ter sprake gebracht.
We gaan nu weer terug naar de overkant, links dus. De familie Notenboom (deze naam kwam veel voor in de Damstraat) had daar een winkel op religieus gebied. Heiligenbeelden, kruisbeelden, stolpen met en zonder licht. wijwatervaatjes, kerkboeken, rozenkransen, kerststallen enz. Maar ook lijsten voor schilderijen en spiegels.
Het gezin had een zoon die ongeveer 10 jaar ouder was dan ik en later leraar is geworden, eerst op de ULO, later op een van de middelbare scholen in Roosendaal. Deze man werd door een aantal jongens in de straat (omdat hij daar sprekend op leek) officer Muldoon genoemd. Dat kwam omdat er in die tijd, medio 60er jaren op TV een Amerikaanse politieserie kwam met de naam: Car 54 where are you. Deze serie ging over 2 politieagenten een oude en een jonge, die altijd voor de politieleiding onvindbaar waren. De jongste van de twee heette officer Muldoon. De heer Notenboom heeft het volgens mij nooit geweten dat hij zo genoemd werd.
We blijven nog even aan de linkerkant, de schilderszaak van de familie Rampaart. Het was tegelijkertijd ook wel een klein doe-het-zelfzaakje en wat voor ons het belangrijkst was, je kon er spullen kopen om vliegers te maken. Dat deden wij vroeger altijd zelf, met speciaal papier, latjes touw en lijm. Het was de kunst de vlieger zo hoog mogelijk in de lucht te krijgen maar je moest er wel voor zorgen dat hij niet ergens in de Binnensingel neerstortte of ergens in de Boomgaardstraat. Want dan was je hem kwijt.
Volgens Wim Bakx klopt dit niet en was het alleen een schilderszaak. Wim kocht namelijk deze spullen bij Schoenmakers in de Molenstraat, tegenover de Damstraat. Wie heeft er gelijk???
Naast schilder Rampaart waren er een aantal woningen, de laatste van die woningen werd bewoond door de familie Willekens. De familie Willekens had weliswaar een gewoon woonhuis, maar ze hadden ook een onderneminkje. Ze stonden namelijk elke week op de markt met een frietkraam, zowel maandags als zaterdags. En iedereen was van mening, in Roosendaal kon je geen lekkerder friet kopen dan daar.
De frietkraam stond aan de zijgevel van het oude raadhuis aan het begin van de Raadhuisstraat. Het frietvet werd heet gemaakt met gas uit Butagasflessen. Op een slechte dag brak er brand uit in de frietwagen. Willekens heeft er alles aan gedaan om de brand te blussen, maar het was niet meer te redden. Willekens heeft vervolgens heldenwerk verricht om de mensen zoveel mogelijk van de brand weg te houden, omdat hij bang was dat de butagasflessen zouden ontploffen. Dat is ook gebeurd. Het
was een ravage, stukken wand van de frietkar zaten finaal omgebogen rond de hekken van de fietsenstalling. Het oude stadhuis was gelukkig niet noemenswaardig beschadigd. De frietwagen heeft daar in ieder geval nooit meer gestaan, maar nog wel op de maandagmarkt en zaterdagmarkt.
Naast de woning van Willekens woonde de oude meneer Toon Scheepers. Hij was pianostemmer en vioolbouwer en je kon in zijn winkeltje ook violen, gitaren en allerlei andere kleine instrumenten en toebehoren kopen zoals snaren voor violen en gitaren enz, maar de ruimte was voor het overgrote deel gevuld met diverse soorten piano’s.
Naast Toon Scheepers woonde de familie Sacharias, en daarnaast woonde bakker Giel Bakx en zijn gezin.
Giel is echter al begin jaren zestig overleden en de bakkerij werd niet meer voortgezet.
Wim was te jong om de zaak voort te zetten zodat de bakkerij werd gestopt. Het geveltje van de bakkerswinkel is echter wel lang in stand gebleven.
Wel heeft de weduwe Bakx nog jaren een kruidenierswinkeltje gehad ,waar o.a koffie, thee, chocola en diverse andere verpakte levensmiddelen werden verkocht.
Het woonhuis bleef bewoond door de weduwe en haar dochter Netty en zoon Wim.
Wim Bakx, de zoon, werd mijn vriend toen ik in 1960 in de Damstraat kwam wonen en is dat op een aantal onderbrekingen na, altijd gebleven. De onderbrekingen hadden voornamelijk te maken met verhuizingen, alle twee een jong gezin, carrière maken enz.
Tegenover bakker Bakx was er een klein winkeltje en fietsenwerkplaatsje van Sjaokske van Oosterhout.
Als je het werkplaatsje binnenkwam wist je niet wat je zag, werkbanken vol met gereedschap en onderdelen, oude banden vettige doeken. Alles werd beschenen door een gloeilamp van max. 60 watt, wat de ruimte een mysterieus karakter gaf. Achteraf kan ik zeggen dat de ruimte een prototype was van het latere idee van een “man’s cave”.
Tussen de winkel van Sjaokske van Oosterhout en het café van de schone Kees (waarover later meer) stond er een woning waarin destijds in de 50er jaren Sjeffie Wangfa het eerste Chinese restaurant in Roosendaal begon, later vertrok Sjeffie naar de Molenstraat om zijn onderneming daar voort te zetten. Het pand werd vervolgens grondig verbouwd tot woning. Frans Arnoe (sr.) ging daar in wonen. Later is deze woning een café geworden wat gerund werd door een aantal uitbaters, waarvan ik de naam niet meer kan zeggen. Ook is dit pand nog gebruikt door Fred Arnoe om daar kooklessen te geven.
Op zonnige zomerzondagen ging de familie Bakx wel eens met ons (Wim en Jan) naar de Duintjes , waar ze een skelterbaan hadden. Wij waren te jong en mochten nog niet in de skelters.
Achteraf denk ik dat Wim Bakx de idee om een skelter te bouwen hier heeft opgedaan.
Wim had ook wel een idee hoe hij een skelter kon bouwen. En hij had geluk dat buurman Sacharias, die timmerman was en ook best technisch, het een interessant project vond. Buurman Sacharias had met name de stuurinrichting gefabriceerd.
Op een onderstel van een oude (degelijke) kinderwagen, die hadden toen nog kleine wieltjes, had Wim een houten skelter gemaakt en op een zeer ingenieuze wijze een motortje van een “Berini”, een zogenaamd “eike” gemonteerd. Het motortje dreef een van de wielen van het bouwsel aan, zoals bij de meer bekende Solex ook gebeurt.
Maar goed, Wim Bakx ging regelmatig naar Sjaokske en ik ging ook wel eens mee, om onderdelen enz. te halen voor de skelter die Wim aan het bouwen was.
Na enkele weken van hard werken was de skelter gereed en kon hij rijden.
De skelter kon een snelheid van 20 a 30 kilometer bereiken. Wim racete hiermee de Damstraat op en neer, wat soms voor gevaarlijke situaties zorgde. Op een gegeven moment mocht hij ook wel eens in de veiling rijden. ( een eindje verderop in de straat ) Ook het schoolplein van de openbare lagere school aan de Nieuwstraat werd gebruikt. Totdat men dit in de gaten had en vervolgens elke avond het terrein werd afgesloten.
Ook zijn vrienden mochten er wel eens mee rijden. Andere straatgenootjes mochten er, als ze door de ballotage kwamen tegen betaling van een dubbeltje of kwartje ook gebruik van maken.
Sjaokske zag het allemaal welwillend aan en zorgde er ook voor dat er regelmatig 2-tact brandstof aanwezig was.
Op de hoek van Damstraat en Willemstraat (naast bakker Bakx) hadden we het café van Marieke Vinckx, later, ten tijde van de horecahausse van naam veranderd in Old Dutch.
In de tijd van Marieke was het echt een ouderwets (In de goede vorm) buurtcafé met een biljartclub, een duivenclub enz. De biljartclub heette “Entre Nous” en was een echte buurtclub.
Aan de overkant, de andere hoek was er een zaakje van de familie Braat waar (voor zover ik me herinner) snoep, koek, kranten en andere leeswerk werd verkocht. Later werd dit pand een depot van een stomerij.
We gaan even de Willemstraat in. Gelijk in het begin woonde Arjaan Besters, een alleenstaande weduwnaar. Arjaan had een klein transportbedrijfje dat later door zijn zoon Kees werd voortgezet en later door zijn kleinzoons Piet en Dré werd overgenomen. Arjaan had hier en daar ook wat onroerend goed waaronder een weike buitenaf waar hij enkele koetjes had lopen. Elke dag ging hij op zijn fiets naar het weike om de koeien eten te geven en te melken. Later op de dag kwam hij dan terug met de melkbus tussen zijn benen op de stang van de fiets , in bedwang gehouden door zijn armen en zijn knieën. Wij vroegen regelmatig of hij goed gemolken had en dan kwam er een onverstaanbare kreet terug, waar je geen chocola van kon maken. Dit was het gevolg van het feit dat Arjaan pruimde (pruimtabak kwam toen nog voor) en praten en pruimen ging niet samen.
Op enig moment kreeg Arjaan, die toen al rond de 70 was “verkering”. De buurt vond het wel grappig en men vroeg zich af hoe dat met die twee zou gaan.
Op een goede dag was men met een aantal buurtbewoners in het café van Marieke Vinckx en Arjaan was daar ook aanwezig. Iedereen was natuurlijk nieuwgierig naar de stand van zaken (de verkering dus)
Dus, iemand vroeg toen aan Arjaan, hoe het met hun samen ging.
Waarop Arjaan (die de bedoeling van de vraag wel begreep) antwoordde: ”Och mensen, wa zak oe zegge, het kloske is er nog wel, mar het gaore is op.”
Dat dit antwoord binnen enkele dagen in heel de straat bekend was , spreekt voor zichzelf.
Aan de overkant van Arjaan in de Willemstraat woonde de familie Heijnen, de vrouw werd door de buurt Anna Bul genoemd. Het waren twee bejaarde mensen, De man was in vroeger tijden taxi-chauffeur geweest en de taxi ( een oude Amerikaanse slee) deed in onze tijd (1960 -1965) nog dienst als “buitenhuisje” de auto stond al meer dan tien jaar voor de deur geparkeerd, met heel veel onkruid rond en onder de auto, vier lege banden en van binnen geheel vervuild. In de zomer gingen ze beiden
in de auto zitten en konden dan mooi zien welke mensen er allemaal door de Willemstraat en Damstraat kwamen.
Terug naar de Damstraat, komende uit de Willemstraat liep men (soms letterlijk) tegen het café op van de “Schone Kees”. Uitgebaat door Cees van Sintruyen.
De naam van Schone Kees is niet afgeleid van uitbater Cees van Sintruyen, maar van een voorganger van Cees van Sintruyen. (Later werd het café bekend als Elke’s Pub.)
Dit café was ook een typisch buurtcafé. Welke verenigingen en clubs daar hun thuishaven hadden, weet ik echter niet meer, wel dat er met de kermis een orgel stond , en dat er dan flink gedanst werd.
Aan dezelfde kant van de straat was er ook de schoenmakerij van de familie Mathijssen, de ouders van Bert Mathijssen, bekend van carnaval, toneel en nog veel meer activiteiten.
Vader Mathijssen deed de schoenmakerij en zijn vrouw deed de winkel.
Naast de schoenmaker was er destijds cafetaria Ulijn, waar men zowel friet en snacks af kon halen, maar waar ze ook een ruimte (restaurant is een groot woord) hadden waar men kon zitten en zijn bestellingen op een bordje kreeg. Je kon er dan ook een drankje bij drinken, ook bier, wat tot gevolg had, dat het er wel erg druk kon zijn. Ik herinner me dat deze ruimte voornamelijk gebruikt werd door bezoekers van cinema de Luxor van de familie van Unen, zowel voor als na de film. Op zondagavond was het er ook druk met commando’s die terugkwamen van weekend en voordat ze naar de kazerne gingen nog iets kwamen drinken. Ook door de week kwamen er regelmatig, meest op woensdag en donderdag commando’s, als ze niet op oefening waren. Soms werd het ook wel vechten want er kwamen ook andere mensen en als die het zich veroorloofden vrijpostig te zijn tegen de commando’s ging de vlam in de pan.
Cinema de Luxor, eigendom van de familie van Unen, werd in die tijd erg druk bezocht omdat er in die tijd op de televisie slechts af en toe films werden vertoond.
De jongste zoon van de familie Van Unen kon natuurlijk altijd naar de bioscoop en vooral als het spektakel- of oorlogsfilms waren was hij er als de kippen bij om te kijken.
Regelmatig ging hij dan bepaalde dingen nadoen die niet altijd gelukkig uitpakten, zoals de scene uit de film The Longest Day, over de invasie op Normandië, waarbij een parachutist aan een kerktoren bleef hangen. Zoon van Unen sprong toen namelijk vanaf de eerste verdieping met een laken naar beneden en moest dat bekopen met een gebroken been.
Ook was er op dat adres een handelsfirma gevestigd die door zoon Wim werd geëxploiteerd. Er werd aanvankelijk voornamelijk geïmporteerd uit landen in het verre oosten, vooral Japan, Korea enz. later ook uit China, Thailand enz. Een bekend merk dat hij voerde was Shiwi, de afkortingen Shi van Shirley (zijn vrouw) en Wi van Wim, het betrof hier voornamelijk onderkleding en sportkleding.
Later werd dit bedrijf verplaatst naar het industrieterrein de Meeten.
Schuin tegenover de Luxor hadden we kolenboer Cees van de Bosch, die de zaak samen met zijn vrouw Jo runde. Jo is jarenlang een goede vriendin geweest van Mevr. Bakx van de bakkerij.
De Damstraat was heel lang een straat met kinderkopjes met aan weerszijden een fietspad van klinkertjes. Op enig moment werd de straat geasfalteerd vanaf de woning van de familie van de Bosch, en dat werd dus vanaf die tijd een ideale plaats om te knikkeren, rolschaatsen, tollen enz.
Naast kolenboer van den Bosch, woonde Karel van Esch en zijn gezin. Karel hield vanachter de gordijnen de Damstraat in de gaten en als er dingen gebeurden die niet door de beugel konden, stond Karel met zijn stok gelijk klaar om in te grijpen, meestal waren het dan kinderen of opgeschoten jongeren die iets te rumoerig aanwezig waren. En als Karel dan met zijn stok zwaaide was het toch beter om een eindje verder te gaan.
Aan de overkant van de kolenboer, op de plaats waar later de Bowling kwam (reeds genoemd bij Arnoe, de kapper), was er eerst een melkwinkel, annex kruidenierswinkel van Rinus Dirken en zijn vrouw.
Rinus deed zijn dagelijkse route met paard en wagen en zijn vrouw deed de winkel.
Het paard werd achter de winkel gestald. Rinus is later verhuisd naar de hoek van de Boomgaardstraat en de Willemstraat en daarna werd het een winkeltje van de Coöp. (of was het dit al?), Later is er nog een tijdje een klein Chinees afhaalrestaurant geweest, maar toen bleek dat muizen de voornaamste klanten waren , was dit snel afgelopen. Hierna kwam de bowling.
Vervolgens komen we bij het aannemersbedrijf van Tjeu Bruijninckx voor alle bouwwerkzaamheden kon men daar terecht. Tjeu was ook een verdienstelijk lid van de vrijwillige brandweer.
Zijn broer Piet woonde aan de overkant. Piet was in heel Roosendaal bekend, Hij werkte bij de Gemeente bij de afdeling Sociale Zaken en was voorzitter en lid van veel Roosendaalse verenigingen, zoals: Voorzitter van Voetbalvereniging Roosendaal, Secr. Van de Kath. Bond kantoor-en verzekeringspersoneel en van het Kerkbestuur Sint Jan. Secretaris en Voorzitter ouderraad Maria Mavo, Voorzitter van o.a. ouderraad Gertrudis , penningmeester CDA Roosendaal en penningmeester van Stichting R.O.O.S. (operette) Secr. Woningbouwver. St. Joseph, voorzitter curatorium voortgezet onderwijs Roosendaal en Oudenbosch, bestuur KBO en voorzitter Club 78 (ontspanningsclub van diverse Roosendalers, gestart in 1978 en nog steeds bestaand!) Deze rasbestuurder en vrijwilliger mag in dit verhaal zeker niet onbenoemd blijven. Wat ook niet onvermeld mag blijven is, dat Piet ook als hobby aan kunstschilderen deed. Zijn stijl houdt een beetje het midden tussen van Gogh en Anton Pieck., en zo te zien had hij er zeker aanleg voor.
Ook aan deze zijde van de straat hebben we meubelmaker Sooi (Francois) Mastbooms en zijn gezin. Sooi is in 1905 in Esschen (nu Essen) België geboren. Na de Eerste Wereldoorlog in 1918 kwamen de ouders van Sooi en ook nog andere familieleden naar Nederland. De vader van Sooi vond werk als sigarenmaker.
Sooi zelf werd meubelmaker en trouwde met een Roosendaals meisje, Sjan. Sjan was een goede vriendin van Marie Bakx-Vooghden, de weduwe van Giel Bakx, de bakker.
Ik moet nog vermelden dat Sjan in 1913 geboren is in de Damstraat en dat ze, nadat ze getrouwd waren samen met Sooi is ingetrokken bij haar ouders in de Damstraat. Sooi en zijn gezin zijn daar dan ook altijd blijven wonen.
Samen kregen ze drie kinderen . Pierre, deze werd later accountant, Ineke later getrouwd met Wil Stander die bij fotograaf Walraven in de Damstraat ging werken en later als zelfstandige een fotowinkel in de Nispensestraat begon. Zijn zoon Leon, vroeger etaleur bij V en D, en ook decorateur is een niet onverdienstelijk kunstschilder geworden en heeft diverse keren geëxposeerd, zowel in België als in Nederland.
Sooi vervoerde zijn werkstukken zoals opnieuw gestoffeerde zetels en banken altijd met een bakfiets.
Wim Bakx (van de skelter) vertelde me dat hij ooit met deze bakfiets een niet lopende crossmotor in Rucphen heeft opgehaald.
We gaan nog even terug naar de overkant, waar naast aannemer Bruyninckx, slagerij Willem Gilden zijn slagerij en winkel had. Willem was ook een verdienstelijk kunstschilder van trekpaarden die aan het werk waren in het bos of op het land. De schilderijen werden tentoongesteld in de etalage tussen de riblappen, worsten en zijden spek.
Toeval of niet, we hebben in deze volksbuurt op een lengte van nog geen 100 meter, drie personen die kunstschilderen als hobby hadden. Ieder zijn eigen stijl, en alle drie niet onverdienstelijk. Wie zou dat gezocht hebben in deze straat.
Tegenover de slager lag de grote winkel en magazijn van de familie Bogers. (later de Scotch Inn)
Vader Bogers en ook zoon Pierre (later badmeester op zwembad “De Stok” ) handelden in allerlei kledingstoffen, maar ook sokken en kousen, strengen wol en katoen enz. Ze gingen daar veelal de boer mee op en verkochten aan marktlui, boeren en bewoners van het buitengebied.
Naast de familie Bogers was de naaischool van Marieke de Klerk die daar samen met haar vader en moeder woonde. Haar vader had vroeger daar ook zijn timmermanswerkplaats. Maar hij was in de jaren 60 daar al mee gestopt vanwege zijn hoge leeftijd.
Aan de overzijde van de familie de Klerk was er het Gildenhuis. Er was een café en een grote zaal en daarnaast waren er nog diverse vergader- en oefenruimtes. Verschillende verenigingen hadden hier hun thuishonk, zoals de Gildenzonen, toneelvereniging, Woningbouwvereniging St. Joseph, Ook werd hier elk kwartaal een avond voor de Commando’s gehouden waar diverse (landelijke) artiesten optraden. In de periode 1960-1965 waren dat bijvoorbeeld: Rob de Nijs en The Lords, Anneke Grönloh, Johnny Lion, Willeke Alberti, The Selveras, het Cocktail trio, the Fouryos en niet te vergeten ZZ en de Maskers die op dat moment veel succes hadden met het nummer Dracula. Als presentator traden dan op André Meurs en een piepjonge (voor in de 20) Jos Brink.
Beheerder van het Gildenhuis was toen de heer De Rooij. Zijn zoon Wim waar we regelmatig mee speelden had aan de dienstdoende brandweerman gevraagd of wij langs de achterkant (waar de deur ivm de veiligheid openstond) tussen de coulissen mochten kijken.
Op die manier hadden wij altijd een 1e klas uitzicht op de artiesten.
Ook waren er in de carnavalstijd diverse festiviteiten. Elke vereniging die haar thuishonk daar had,
gaf er zijn eigen bal. Maar alle activiteiten waren voor iedereen toegankelijk zodat het er altijd heel druk was.
Als we de (onverharde) strook grond (weg) tussen Gildenhuis en veiling volgden kwamen we achter het Gildenhuis uit waar magazijnen van de Coöp lagen. Van hieruit werden diverse winkels van Coöp bevoorraad.
Naast het Gildenhuis is in de vijftiger jaren de veiling gebouwd. Het was een groente- en fruitveiling van de regio Roosendaal. Omdat wij in de Damstraat woonden, konden wij de veiling vrij in- en
uitlopen zonder door het personeel te worden weggestuurd. En altijd was er wel een appeltje, peer of wat pruimen te scoren.
Ook konden wij in de herfstperiode meehelpen om geribbeld papier in kisten te doen voordat de appels en peren er in gingen. Hier konden we toen ons zakgeld een beetje mee opkrikken.
De bovenwoning werd bewoond door de familie Böhm. Vader Chris Böhm was nl. directeur van de veiling.
Naast de veiling kregen we Fotograaf Walraven die daar zijn atelier had en een etalage met diverse fotoapparatuur en fotowerk dat hij had gemaakt.
Hiernaast woonde de familie de Bot. Dhr de Bot had een sleepboot die voor diverse werkzaamheden werd ingezet.
Op nr. 46 woonde aanvankelijk de fam.de Wijs. Toen het echtpaar de Wijs vanwege hun leeftijd verzorging nodig had kwam hun dochter Marie, die getrouwd was met Christ de Bot, en hun dochter Mia in 1953 naar Roosendaal en ging bij hun inwonen.
Christ de Bot had een sleepboot en was na de oorlog, ongeveer 1947, voor zover bekend, de eerste sleepbootkapitein, die het systeem van duwvaart toepaste. Boele en Oosterwijk was in die tijd een aannemersbedrijf in Rotterdam, dat betrokken was bij het aanleggen van nieuwe havens in Rotterdam, o.a. De Petroleumhavens.
Dit bedrijf had een aantal landingsvaartuigen aangekocht waarmee het Amerikaanse leger in de 2e Wereldoorlog naar Normandië was gekomen om te strijden tegen de Duitsers. Deze landingsvaartuigen hadden geen motoren en geen besturingssysteem.
Voor de aanleg van de havens was zand nodig. Dit zand werd door zandzuigers opgezogen uit rivieren en kanalen ergens in Nederland. De landingsvaartuigen, die “bakken” werden genoemd, werden met zand volgespoten. Vervolgens werden deze bakken door sleepboten versleept naar Rotterdam. Sleepbootkapitein de Bot had een contract met de aannemer om het zand te vervoeren, maar hij vond varen met deze vracht op de gebruikelijke manier levensgevaarlijk omdat hij ook de Nieuwe Waterweg, waarlangs zeeschepen Rotterdam binnenkwamen, over moest .De vracht achter de sleepboot was nauwelijks in bedwang te houden en ongelukken waren op deze manier niet uit te sluiten. Schipper de Bot had het volgende bedacht: hij ging de bak niet trekken maar duwen, zodat hij met de stuurkracht van de sleepboot de bak voor hem kon besturen.
Voor de oplossing moest echter nog iets bedacht worden. Hij had er het volgende op gevonden en ging op zoek naar gebruikte autobanden waarmee de voorkant van de boot werd bekleed. De boot werd vastgemaakt aan de achterkant van de bak en zo voer hij naar Rotterdam. Deze oplossing werd een bezienswaardigheid en onderwerp van gesprek tussen collega’s die hij tegenkwam want zoiets hadden ze nog nooit gezien.
Tegenwoordig wordt duwvaart van vrachtvervoer veelvuldig toegepast.
Jammer dat kapitein de Bot dit niet meer mee heeft kunnen maken
De Bot was ver familie van de bekende familie de Bot die in Roosendaal een grind- en zandbedrijf hadden.
We komen nu op het kruispunt Damstraat-( Nieuwstraat rechts/ Wilhelminastraat (links)
Op de hoek van Nieuwstraat en Damstraat was er de naaischool van de dames Notenboom.
We steken nu de kruising over.
Aan de overkant rechts op de hoek hadden we het kruidenierswinkeltje van de familie Leijten. Vader Leijten had tevens een schildersbedrijfje en zou ook als amateur-kunstschilder gewerkt hebben.
Links op de hoek was er de groentezaak van de familie Jongmans.
Rechts in de straat was er nog een kolenboer Bol en op het eind aan de rechterzijde van de straat, tegenover de Frederik Hendrikstraat woonde de familie van Ravensteijn die aan huis een kleine antiekzaak hadden.
Ook Britta Wijnen had op dit stukje straat haar woning, zij was pianolerares en heeft aan vele Roosendalers pianoles gegeven.
Vervolgens was er daar ook nog een klein sigarenzaakje.
Op de hoek van de Raadhuisstraat/Burgerhoutsestraat was er nog een café wat bekend stond onder de naam Marieke de Buijnster, maar officieel café Mies heette.
Vanaf de Wilhelminastraat, linkerzijde, richting Raadhuisstraat/Burgerhoutsetraat, hadden we nog een wasserij/stomerij met de naam Zonna. Deze werd geëxploiteerd door de familie Poppelaars.
Even verder, op het hoekje van de Frederik Hendrikstraat hadden we dan nog de Vege kruidenierszaak van de familie Chris Anthonissen.
Ook aan de linkerkant, even verder richting Burgerhout woonde Marijn de Beer die in de volksmond bekend stond als “de natte liefde” . Marijn liep altijd in een overall rond. ( Op zondagmorgen deed hij altijd een schone aan als hij naar de kerk ging)
Marijn had het op enig moment voorzien op een weduwe die ook in de straat woonde. Hij zag wel iets in het vrouwtje en had haar al regelmatig gevraagd of zij verkering met hem wilde. Maar het vrouwtje was daar helemaal niet van gediend. Op enig moment stond hij ’s morgens vroeg weer onder haar slaapkamerraam te roepen, waarop het vrouwtje het raam open deed en een volle pispot boven het hoofd van Marijn leeg gooide. Dit was het einde van het verhaal. Marijn heeft nooit meer geprobeerd aansluiting te krijgen, maar ging de rest van zijn leven wel verder als “de natte liefde”.
Als laatste onderneming hebben we dan nog de boekbinderij, boekdrukkerij en uitgever van de Firma de Bruijn die in de jaren 60 nog volop in bedrijf was.
Als laatste mag niet onvermeld blijven dat René Konings, oud-voorzitter van de Heemkundekring
De Vrijheijt van Rosendale, en overleden begin 2020, tussen de Frederik Hendrikstraat en de Burgerhoutsestraat vanaf zijn geboorte totdat hij ging trouwen, gewoond heeft.
Afbeelding: Foto Rembrandt
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal