Het verhaal
We zaten nog in de Molenstraat. We: dat waren de redactie en andere medewerkers van Brabants Nieuwsblad. Het moet ergens in de jaren ’90 zijn geweest. Ik was eindredacteur en draaide de ene week dagdienst en de andere week mocht ik ’s avonds opdraven.
Die avonddiensten waren geen straf. We hadden een leuke ploeg journalisten en grafische mensen bij mekaar. Om een uur of zeven begonnen we met veel enthousiasme aan onze pagina’s. ’s Ochtends moest er toch zes keer per week een mooi krantje op de deurmat liggen.
En terwijl we dan zo druk bezig waren met de verhalen die onze collega’s overdag hadden geschreven, hielden we ook het nieuws dat ’s avonds binnenkwam, natuurlijk nog in de gaten.
Als de klus eenmaal was geklaard, trokken we een flesje bier open of we vertrokken richting de kroeg. Op vrijdagavond sloten we de week af met een etentje. Iedereen bracht wat mee. Sommigen maakten daar veel werk van, een ander trok een blik knakworst open. En zo werd het al snel een uur of drie eer ik huiswaarts keerde.
Op die beruchte vrijdagavonden aten we konijnenbouten, zelfgemaakte saté, tiramisu, versgebakken ansjovis en zelfs verse vis uit een rookoventje.
Op een van die vrijdagavonden zagen we op ons computerscherm ineens een brandweermelding. Brand, ergens in de Roosendaalse binnenstad! We deden het raam open en snoven. ‘Verrek, ja’, zei een van mijn collega’s, ‘je kunt het tot hier ruiken’.
Hij belde de brandweercentrale. ‘Waar is die brand?’
‘Bij jullie’, klonk het laconiek aan de andere kant. We keken elkaar aan. Niks te zien. Maar vanaf die keer hebben we het rookoventje nooit meer onder de rookmelder gezet.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal