Menu

Toen was Roosendaal een dorp

Het verhaal

Ik heb ze als buren leren kennen toen we naast hen kwamen wonen in de Jan Vermeerlaan. Zij en haar man waren allebei in Breda opgegroeid en hadden elkaar daar ook ontmoet. Het waren zware tijden, zo na de Tweede Wereldoorlog. Tijden dat je in de rij moest staan voor iets wat in deze tijd heel gewoon is. Gladweg omdat er niet genoeg van was.

Ze hadden elkaar in die moeilijke tijden leren kennen. Het had ook niet zolang geduurd, voor ze met elkaar samen verder wilden. Dat hebben ze ook gedaan. Dat het er heel anders aan toe ging dan nu, is een feit. Er heerste armoede. Zij werkte bij een rijke familie als “poetsmeisje” zoals ze dat noemde. Tegenwoordig hebben we er een deftiger woord voor. We zeggen interieurverzorger. Hij was werkzoekende. Hij wilde heel graag werk hebben. Toen de kans zich voordeed dat hij in Roosendaal bij het spoor terecht kon, hoefde hij er niet lang over na te denken. Maar er was wel een probleem, want om in Roosendaal te kunnen werken moest je ook in Roosendaal woonachtig zijn. Daarom hadden ze besloten dat hij in Roosendaal kwam wonen. In 1954 kwam hij bij mensen in de kost in de Röntgenstraat. Na een tijdje kon hij solliciteren bij het spoor. Dat heeft hij ook gedaan. Toen hij de baan had, zijn ze getrouwd.

Er was woningnood. Daardoor moesten twee gezinnen in één huis wonen. Het ene gezin woonde beneden en het andere gezin op de bovenverdieping. Ze hadden één wc in de gang. Daar moesten ze het in 1957 dan mee doen. Het was in Roosendaal heel anders dan wat zij gewend waren. In hun ogen was het echt een dorp. Op den duur zorgde ‘het spoor’ ervoor dat ze een andere woning kregen. Er waren maar een paar wijken in Roosendaal: Centrum, St. Josephwijk, Fatimawijk en Kalsdonk (Philipswijk). Dat was het dan zo’n beetje. De andere wijken van nu bestonden niet. De Westrand was net in aanbouw.

Ze kwamen eerst in de Petrus Dondersstraat wonen. Daarna in de flats van de Jan Vermeerlaan, de eerste in die straat. Er heersten echte dorpsachtige toestanden. In de directe omgeving liepen de koeien in de wei. Overal waar je keek, was ruimte. Ze hadden een buurvrouw die in haar schuur kippen hield. Als je in de gezamenlijke schuurruimte moest zijn, stonk het er naar. Ze konden via een paadje tussen de weiden naar de Stok lopen. Het was zo gezegd ‘natuurwater.’ Iedereen kon er zo in gaan zwemmen. Er waren heel veel kinderen op straat. Er gebeurde nooit iets vervelends. Mensen konden heel veel van elkaar hebben.

Toen was Roosendaal een dorp. Vergeleken met waar ze vandaan kwamen, was hier heel weinig te beleven. Maar nu is Roosendaal een stad geworden. Alles is door de jaren heen verbouwd, gegroeid. Niet alleen Roosendaal, maar ook de mentaliteit van de mensen is veranderd.

Informatie
  • Gepubliceerd:
    26 juni 2017
  • Auteur:
    Layla Oztekin-Reis
  • Periode:
    1950 - 1959
  • Trefwoorden:
    Armoede
  • Dit verhaal speelt zich af in:
    Roosendaal

Samen beleven we meer

Reacties op dit verhaal

Er zijn nog geen opmerkingen

Plaats zelf een reactie
over dit verhaal