Het verhaal
Mijn vader Piet Peeters was een hartstochtelijk jager, tot het moment dat hij er de brui aangaf. Hij heeft ons nooit eerlijk verteld wat voor hem de reden was dat hij abrupt met jagen is gestopt. Hij omkleedde het altijd met het verhaal dat hij op een bepaald moment een haas in het vizier had, en dat deze hem met betraande ogen aankeek. Als toppunt probeerde het beestje met zijn voorpoten deze tranen weg te vegen. Hij vertelde dat hem dit zo aangreep, dat hij vanaf dat moment niet meer in staat was om nog maar één beestje dood te schieten.
Volgens mij was het echter zo, dat hij niet meer goed kon zien. Hij had namelijk een bril met dubbele glazen gekregen. Dat dit het schieten bemoeilijkte, heb ik gemerkt toen hij als test wel eens in de avondschemering op een kraai schoot. Aan de vuurstraal zag ik dat hij er zeker een meter naast zat.
Een andere reden kan ook geweest zijn dat eigenlijk alles te duur werd. De prijzen van de pacht, de jachtakte en de munitieaanschaf liepen nogal snel op. Met een gezin van zeven kleine schijters (zo noemde hij zijn kinderen altijd) was dit niet meer te bekostigen. Voor ons als kinderen was het wel leuk dat hij stopte, want hij trok vanaf toen met ons de natuur in, waarbij hij ons het maken van fluitjes uit fiephout bijbracht.
Zijn broer ome Toon Peeters was ook een hartstochtelijk jager. Hoe ouder hij werd, hoe gevaarlijker het werd om met hem mee te gaan. Hij had namelijk de gewoonte, dat wanneer er wild voor zijn geweer verscheen, hij heel de omgeving vergat en maar raak knalde. We hebben het gelukkig overleefd doordat we toen we dit merkten, niet meer met hem zijn meegegaan. Hij is dan ook in eenzaamheid gestorven…
De Pruis Hendrik Horstenbach, de bouwer van het station van Roosendaal, jaagde tot op hoge leeftijd terwijl hij fysiek niet meer in staat was om te lopen. Ik ging als drijver, verpleger, chauffeur en waakhond met hem mee op de eendenjacht aan de Mark bij Stampersgat. Ik zette hem dan op een draaibare bureaustoel, zodat hij zittend kon schieten. Soms was de ondergrond wat wankel en het is diverse keren gebeurd, dat hij door de terugslag van het geweer met stoel en al achterover kieperde. Ik vond hem dan achteroverliggend in het riet. Hij is zelfs bijna een keer verdronken, doordat hij in een sloot viel. Het leuke was wel, dat ik altijd de schuld kreeg. Op zijn gebrekkige Nederlandsduits zei hij dan dan: “Poddeverdomme je hadde mich bijna verzopen”.
Zondagsmorgens na de mis in de H. Hartkerk kwamen de jagers en boeren bij ons langs om inkopen te doen in onze kruidenierszaak op de Gastelseweg. Er werd dan wel eens een borreltje geschonken. Onze bovengenoemde Hendrik was vaak na een borreltje lichtelijk beschonken. Kenmerkend was dan dat hij zijn ene been niet over de buis van de fiets kreeg bij het opstappen en hij altijd linea recta bij de pastorie in de haag reed.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal