Het verhaal
Bewogen jaren einde 1940. Ik had het genoegen om als misdienaar te mogen fungeren in de Huiskapel van het ziekenhuis Charitas. Samen met nog wel een achttiental jongens onder wie mijn twee broers Toon en Piet. De kosteres van de Kapel bekeek me met een ernstig gezicht en keurde me goed om opgeleid te worden tot misdienaar. Mijn vader was meegegaan om me te recommanderen. Ik probeerde om me van de beste kant te laten zien. Heel veel jaren later bleek de kosteres niet goed met mannen te kunnen opschieten. Daar werd eigenlijk al de basis gelegd voor een stroeve omgang. Ik heb wel eens gedacht ‘Waarom doet dat mens zo moeilijk?’. Maar ik was een jaar of acht, dus nog zo groen als voorjaarsgras. Ach, het liet me verder koud.
Zuster Theresiana, zo heette de kosteres waarnaar we moesten luisteren. Zij deed alle mogelijke moeite om ons nog roomser te maken. Het Ziekenhuis Charitas werd bestuurd door de zusters Franciscanessen. Steeds kwamen er nieuwe roomse jongens die opgeleid werden tot misdienaar. Zuster Theresiana was degene die ons aannam en opleidde. Vanuit de kennissenkring en klandizie werden we geprezen bij de Geestelijkheid om misdienaar te worden. En ook wel omdat onze ouders goede contacten hadden met de leiding van de keuken van het Ziekenhuis vanwege vleesleverantie. ‘Het was een goede en grote klant’, hoor ik vader nog zeggen, ‘En die moet ge in ere houden!’. Onze ouders vonden ook dat we er maar iets voor over moesten hebben. Het Roomse Katholieke geloof was een belangrijk punt in ons gezin. Niet dat ik er enige schade mee heb opgelopen hoor. Niet in het minst.
Gekleed in witte superplie (koorhemd) en zwarte toog deden we wat ons werd opgedragen. Altaar op en altaar af, de sacristie in en kijken hoeveel wijn er was overgebleven. Sommige geestelijken gaven misschien niks om dit soort miswijn, dus konden wij er niet afblijven en om de beurt even nippen aan de ampul. Niet te hard en lang rinkelen met de altaarschel. Een handvat waaraan belletjes zaten, soms vier, soms zes. En die konden nogal eens een gemeen geluid voortbrengen. De priester draaide zich dan om en aan zijn gezicht was te zien dat hij het niet op prijs stelde. Ik begreep toen eigenlijk ook niet goed, dat de priester zo dicht bij Onze Lieve Heer zo boos kon worden. Ja, het geloof zat er diep in. De altaarschel werd gebruikt aan het begin en einde van de mis en tijdens de Consecratie. Als teken aan de gelovigen dat er een belangrijke handeling ging plaatsvinden. Elke dienaar die aantrad, kreeg van de kosteres een boekje mee naar huis.
Daarin stond naast de Nederlandse gebedentekst de tekst ook in het latijn. En dat moest ge van buiten leren om het zo gauw mogelijk op te kunnen dreunen. Nou dat lukte me best aardig en snel. Dat zat wel goed! Ge moest links op het altaar op je knieën gaan zitten en kijken naar de handelingen van diegene die rechts zat. Hij had al de nodige ervaring opgedaan. Want er kwam nogal wat bij kijken hoor. Bijvoorbeeld omgaan met het wierookvat. Overigens vond ik dat altijd een heerlijke lucht. Tot op heden eigenlijk nog wel. Rustig zwaaien met dat vat om de geur door de kapel te verspreiden. Liep ook wel eens verkeerd af. Tja.
Het tijdig overbrengen van het liturgisch gebeden boek. Dat moest van links naar rechts overgebracht worden op het altaar. En zorgen dat het op de juiste bladzijde werd afgeleverd. Anders had de priester een probleem en dat mocht niet. Dat was dan ook wel te merken hoor!
Ook wijwater en kwast waren attributen waarmee nogal eens nonchalant werd omgegaan. Drie van de vier elementen waar ge als jongen mee te maken had. Vuur-Aarde-Water, zeer gevoelig waren we daarvoor. De vierde, Lucht, ja dat was heel gewoon. Lucht happen, dat ging vanzelf. En dan die kwast! Zo nat mogelijk maken om de gelovigen te zegenen. En die dan helemaal vooraan in de kerk zaten werden goed bedacht. Dat was aan de gezichten wel te zien. Brillenglazen werden schoongemaakt vanwege de zegening en een benauwd gezicht.
En dan had je de poppen weer aan het dansen in de sacristie aan het einde van de mis. Dan kregen we er goed van langs hoor van Zuster Theresiana.
Wanneer we moesten dienen bij een uitvaartdienst, hoefden we niet naar school. Kerk en School waren toendertijd één. Uiteraard alleen maar in de voormiddag. Maar dat was al meer dan genoeg en daar deden we het ook voor. En we kregen soms wel eens een paar centen als beloning. De familie van de overledene vond dat het zo hoorde en dat we het goed hadden gedaan.
Er zaten nog meer voordelen aan het dienaar spelen, namelijk ge kon uitslapen. Ge hoefde niet om 7.30 uur naar de schoolmis, zoals dat iedere ochtend moest. Om de veertien dagen hadden we vroege dienst. Dan dienden we de mis van 6.00 uur. Hoe rustig was de tijd toen. Ik liep alleen door de Parklaan, vanaf de Gastelseweg naar het Ziekenhuis in Kalsdonksestraat, als 8 jarige. Na afloop van de mis kregen we een paar boterhammen in de keuken. Die aten we snel op en gingen dan het ziekenhuis doorstruinen. Overal kwamen we en veel kloosterlingen kenden ons. Evenals de oudjes die op de mannenzaal en vrouwenzaal zaten te wachten op ‘Pietje, de dood’. Zo vertelde ooit iemand. We zijn een keer in het slot of clausuur geweest. Het was de woon- en slaapruimte voor de kloosterlingen, zusters, waar we volstrekt niet mochten komen. Dit was streng verboden gebied voor een niet-kloosterling. We werden niet betrapt, maar waren wel verschrokken door deze daad. Nieuwsgierigheid en speels, een onbezorgd leventje. Straf namen we op de koop toe. We wisten dat we het verdiend hadden. Zo simpel was dat!
Met Kerstmis en Pasen mochten we de nachtmis dienen. Om 24.00 uur begon de dienst. Die duurde zo’n twee uur. Dat noemde men een Hoogmis. Een Plechtige Hoogmis met drie Heren, Geestelijken en veel misdienaars. In de avond voor de nachtmis mochten we in het ziekenhuis slapen. We moesten dan om 19.00 uur al naar bed voor een paar uur. Dan zouden we goed uitgerust zijn. Dat dacht zuster Theresiana. En zodoende had ze ons altijd bij de hand, zei ze. Regeren is vooruit zorgen en zien. In zo’n Mis mocht van zuster Theresiana niks fout gaan. Weken tevoren al had ze met ons gerepeteerd. Ze stampte het erin en we ondergingen het gedwee. Maar ja, ik weet het nog goed. Ruim van tevoren stonden we opgesteld in de sacristie om klokslag 24.00 uur de kapel en altaar te betreden.
Wanneer ge van de sacristie de kapel in ging naar het altaar, moest ge een kruisteken maken met de rechterhand eerst gedompeld in de wijwaterbak.
Onderwijl wat stoeien en plagen, verveling, ge weet hoe dat gaat. Ik stond met mijn hoofd onder de wijwaterbak en krijg de hele inhoud over me heen. Nou Zuster Theresiana had het niet meer. Haar ogen vonkten. Voor straf moest ik met natte kledij optreden. Het gekke was, het deed me eigenlijk helemaal niets. De superplie werd uit gewrongen en dat was het.
Na de nachtmis kregen we eten en drinken. Diegene die s’ochtends vroeg om 6.00 uur de mis moesten dienen, werden meteen naar bed gestuurd.
De ‘uitverkorenen’ waren tevoren al geselecteerd, met mooie woorden en toespelingen werden ze afgevoerd naar de bedden op zaal. Het waren de meest ‘verstandigen’, volgens Zuster Theresiana. We mochten weer blijven slapen in het Ziekenhuis. Maar van slapen kwam niet veel terecht natuurlijk. Stoeien, dollen, praten en wegkruipen. Er waren dan die ochtend op verschillende tijden stille Heilige Missen.
Een stille mis werd gelezen door een priester met twee misdienaars. Zonder koorzang of lange preek gewoon dus. In de volksmond heette zo’n mis ‘Un gewone mis’. Om 7.00 uur, om 8.30 uur. Echter om 10.30 uur begon weer de Hoogmis met alles erop en eraan en met Drie Heren. We moesten ook wel eens in een andere kerk de misdienen. Wanneer er een dienaar uitviel om een of andere reden, werden we opgeroepen om in te vallen. Immers we kenden de rituelen en gebruiken van de Katholieke Kerk. Ik herinner me nog dat ik in de Heilig Hartkerk (onze kerk) en in de Sint Jan op de Oude markt nog gediend heb.
Overigens heb ik er een mooie tijd mee beleefd.
Mark Heemskerk schreef
op 22 november 2024
Ook voor mij leuke herinneringen van de tijd als misdienaar, herinner me nog dat in de meest drukke tijden met kerst en Pasen wij een zwarte pyama als ondergoed kregen omdat er veel van soutane gewisseld werd alleen de pyamas werden dan gewassen Soms was het alsof ieder moment je soutane van je afgleed omdat de voering over de satijnachtige pyama gleed, alleen tijdens de kerst nacht kreeg je een witte boord om de nek van de kosteres.weet nog de typische sacristie lucht waar de gebruikte amicten lagen welke bezoedeld waren van het zweet van de celibranten. Edoch is het een bijzondere ervaring geweest als misdienaar.