Menu

Mijn wondervolle reis

Het verhaal

4 september 1953 zaterdag:

De avondnevelen waren over de stad Roosendaal neder gedaald, loodzwaar, zonder enige verkoeling te brengen, na de verzengende hitte van den dag. Besloot ik met mijn vriend R.W. te gaan wandelen. Ik besprak met mijn vriend een reis te gaan maken, verwonderd keer hij mij aan, of hij zeggen wilde, waar gaat die reis heen. Nauwelijks waren wij in de stad aangekomen of twee leuke meisjes passeerden ons. Het zou mij zelfs niet verwonderen, “hernam ik tegen mijn vriend met een fijne lach”, als wanneer ik vraag of zij vrij is, mij niet zullen weigeren. Nogmaals keek ik om en zag dat ze voor de etalage van de Bata stonden te kijken. Met een beetje vorstelijke krachten besloot ik te gaan vragen, Enige jongens die op de straat stonden, riepen mij toe, met de woorden: ga er heen, ze staan te wachten. Zeg maar Maria zo heet de enen. Ik zie al aankomen, dacht ik toen weer bij mijzelf, dat het moeder en dochter is. Maar ja ik stond al helemaal voor die twee dus ik besloot maar te vragen. Op hetzelfde ogenblik voelde ik mij een beetje verlegen. Ik vroeg Maria bent u vanavond vrij, zou ik met u mee kunnen naar de bioscoop? O, zijde schoten in de lach toen ik dat vroeg. Oh neen, helemaal niet, was het antwoord. Wij moeten over een half uur weer thuis zijn, zij de kleinste. Maar dat antwoord was zo vriendelijk, en zo zacht, dat ik in mij iets anders bemerkten. Het was en bleef zo. En ik name toen weer afscheid van de beide meisjes, en ging terug naar mijn vriend. Enige honderden meters verderop ontmoette ik mijn oude kameraad, C.N. en zei wat ik toen zojuist heb meegemaakt. C.N. met een verwonderlijke stem: waar zijn die meisjes dan? Nou ik zei weerloos: als wij deze straat in gaan dan geloof ik dat wij ze nog ontmoeten. Het was ook zo. Zover is het dus gekomen sprak mijn oude kameraad C.N. tegen die twee meisjes. Dat ze jou voor moeder aanzien. Weer begonnen beide te lachen en antwoordden: zou het kennen. Er weert een praatje gemaakt. Ten slotte waren wij afgesproken de zondag naar de bloemencorso te gaan kijken.

5 september 1953 zondag:

De bloemencorso zou om 2:30 beginnen. Half een bennen wij vertrokken. Met de fiets naar Zundert bloemencorso. Ik werd direct als gids voorop gesteld. Gelukkig konden wij spoedig onze fietsen stallen, en de rest te voet af te leggen. Na enkele uren te zien na al die mooie wagens, versierd in bloemenpracht, was ook weer daar een eind aan gekomen. Wij gingen weer terug. Zus, de kleinste van ons vier moest nog eieren halen in Rucphen. Ik besloot met hun een gerichten weg te kiezen door het bos. Alle stemde toe, en werd besloten eerst dat te doen. Eerst door bos, voerde de weg ons verder langs geëffende paden. Langs braakliggende velden en heiden waar de soldaten steeds oefenen. Na een poosje gerust te hebben, bennen wij verder gegaan door de mooie bospaadjes. Zo aanvaardde ik als gids met ene gevoel van dankbaarheid de tocht naar huis. ’s Avonds om 8 uur waren wij weer bij elkaar. En zo werden wij een beetje gehecht aan elkaar. De liefde riep mij tot haar om een boezemig kleven mijn taak verder te doen. Na twee dagen van ontroering over al het geen wat gebeurd was, bracht mijn nog meer in verwarring. Ik was immers besloten een reis per fiets naar Lourdes te maken, en nu kwam dat weer er tussen. Heel de dag ging het zo van alles door mijn hoofd. Wat zou zus er van zeggen als ik dat vertellen zou.

8 september 1953:

Ik besloot toch maar te vertellen tegen mijn meisje, dat ik naar Lourdes ga en tot mijn veronderstelling dat zij boos zij zou viel mij dat zwaar. Maar zus was niet boos, zij vond het kordaat om zo’n reis aan te pakken. Mijn vriend R.W. die nog steeds op zijn paspoort wacht, staat te drimmelen van ongeduld. Hij wil gaarne met mij mee.

10 september 1953:

Het paspoort van mijn vriend R.W. is nog niet klaas, was het antwoord in het gemeentehuis van Roosendaal.

11 september 1953:

De dag duur vervelend lang voor mij. Toch is het tenslotten 6.30 uur en tijd om naar het lof te gaan. “Fatimakerk”. Na het lof ontmoette ik mijn meisje ‘zus’. Het werd natuurlijk een spraakzaamen wandeling. Maar eventueel voelde ik in mij de brandende liefde die mij aantrok en meesleurde, gelijk een gemaalstroom in wetering. Het werd weer gauw 10 uur. Hoogtijd om naar huis terug te keren. Ondertussen voelde ik de aandrang om weg te gaan alleen. Alleen naar Lourdes. Ja, zo bonsde het steeds maar in mij. Na mijn meisje ‘zus’ weer naar huis te hebben gebracht, viel ik weer in groote tweestrijd. Zou ik alleen vertrekken, of wachten op mijn vriend R.W.? Ja zo verliep de dag weer ten einde, en besloot ik maar rustig te gaan slapen.

12 september 1953:

Zondag. De dag is geweldig mooi, en wij waaren besloten een fietstoer te gaan maken. ‘middags om 2 uur bennen wij vertrokken. ‘Zus’, Jan en Maria Crijn. Met ons viertjes ging de toer eerste naar het dorpje Heen en daarna naar Steenbergen, Halsteren, Bergen op Zoom en zo weer terug naar huis. Klokslag 6 uur waren wij weer thuis. Na een kleine afspraak te hebben gemaakt, was ik weer prezend om half 8. En toen was de gewichtige avond gekomen van afscheid. Tranen speelde een beetje de parten met mij, maar ik liet het zo weinig mogelijk merken aan mijn meisje. Het werd weer 10 uur tijd om naar huis te gaan. En zo besloten wij op elkaar te wachten, tot ik van mijn bestemde doel was terug gekeerd.

Informatie
  • Gepubliceerd:
    12 mei 2020
  • Auteur:
    dhr J.G. Oostvogels
  • Periode:
    1950 - 1959
  • Trefwoorden:
    Jeugd
  • Dit verhaal speelt zich af in:
    Roosendaal
Mijn wondervolle reis

Samen beleven we meer

Reacties op dit verhaal

Er zijn nog geen opmerkingen

Plaats zelf een reactie
over dit verhaal