Menu

Kalsdonkse kermis: koekjes met zand

Het verhaal

Kalsdonkse kermis, Tweede paasdag. Het feest kon beginnen op “Kasdonk”. Het was zo in de jaren 1950 en op tweede Paasdag mocht de kermis pas gaan draaien na de Heilige Mis. In de Heilig Hartkerk op de Gastelseweg na de Hoogmis werd het sein gegeven voor de kermisvreugde. De pastoor en kapelaans hielden de touwtjes strak en waren de baas. Zij gaven aan wat wel en niet kon in de parochie. Zoals met veel gebeurtenissen in de parochie hadden de geestelijken het voor het zeggen in die tijd. Dikwijls waaide het hard op Witte Donderdag en Goede Vrijdag. Vooral op Goede Vrijdag kon het slecht weer zijn rond de klok van 15.00 uur. De kermis stond op de wei voor de Heilig Hartkerk. Het stuifzand van de wei, waar de kermis op stond, verspreidde zich over huizen en daken en zo verder. Vandaar het gezegde: koekjes met zand. De mensen gaven hiermee aan dat ze zin hadden om van alles te eten, wat in de vastentijd niet mocht. Desnoods met zand! Bij wijze van spreken. Immers na de vastenperiode, hadden de katholieken wel zin in zoetigheid. De veertigdaagse vasten was voorbij. Het Paasfeest kon beginnen. Er werd toen nog echt gevast. Bij ons thuis werden koekjes en snoep in een trommel bewaard tot zondag. In de week werd er niet gesnoept! Stiekem misschien?

Sommige kermisgasten hadden zich al ruim voor het open gaan van de kermis verzekerd van een plaats om te staan. Met de woonwagens en de wagens met de attracties, zoals schommels, zweefmolen, botsauto’s, ballengooitent, mallemolen, kop van jut, suikerspinkraam en patat-ijskraam. Als jongens uit de wijk mochten we mee helpen om de kermis op te bouwen. Niemand dacht toen over enig gevaar of wat het allemaal inhield. We dachten alleen maar aan de vrijkaartjes voor de diverse attracties. Och, het liep allemaal goed af. Geluk? Waarschijnlijk wel!

De Familie Leander hadden drie zoons om mee te helpen in het bedrijf. En daar moesten we goede vrienden mee blijven natuurlijk. Ze hadden meer ervaring dan wij. Omdat ze steeds in andere dorpen en steden kwamen, gingen ze maar af en toe naar school. En wij “leerden” veel van ze, heel veel! Onze ouders, met hun slagerij op de hoek Parklaan-Gastelseweg, hadden een goede klant aan het kermisvolk. Ze werden voorzien van gratis elektriciteit en water in hun woonwagen tijdens het verblijf op de kermis. Alles ging er gewoon gemoedelijk aan toe. Uit Bergen op Zoom kwamen de bekende families Janvier, Reemer, Vale en Witte.

‘s Ochtends vroeg gingen we geld zoeken dat onder de attracties lag, verloren door kermisvierders. En geloof me, dat viel toch altijd aardig mee. Die eerst kwam, die eerst maalt en die vond uiteraard natuurlijk meer. Het gevonden geld ging op aan snoep. Het moest uitgegeven worden! Bij Toon Mouwen in de Stoopstraat kochten we Bakkesvollen: een vierkante blok met wit en zwarte drop. Iets groter dan een dobbelsteen, maar wel erg lekker. “Gif mar un kwartje mun hartje”, zei Toon Mouwen bij het afrekenen altijd. Brutaal riepen we: “Toon Mouwen, attie schet dan mottie douwe.” We wisten dan dat hij ging mopperen, schelden, en ons wel wist te wonen enz. Ja, natuurlijk wanneer we buiten waren durfden we dat te zeggen. Respect en angst speelde een grote rol in ons lieve leventje. Het had allemaal geen enkel effect op ons. We hadden er gewoon plezier mee. Buiten werd de buit eerlijk verdeeld. Slenterend en genietend van ons snoep gingen we weer op huis aan.

Wij woonden schuin tegenover de Heilig Hartkerk, Hoek Parklaan-Gastelseweg. Mijn ouders hadden daar een slagerij met werkplaats. Op de hoek tegenover ons woonde de familie Buyk. Zij hadden daar een kruidenierswinkel. Recht tegenover de Heilig Hartkerk was het Cafè van Stiena en Piet Claassen gevestigd. Piet Claassen werd “Piet de Paus” genoemd. Deze bijnaam kreeg de man, omdat zijn vader in de winter met een lange leren jas met bontkraag op het slachthuis zijn vee en vleeshandel bedreef. Eruitziende als de paus van Rome. Wel twee grote verschillen. Piet en zijn vader zouden zeker nooit heilig verklaard worden. Bij het café van Piet de Paus was het alle dagen van de kermis dansen. Wij stonden dan in de deuropening te kijken naar het dwaze gedoe en gewirwar van dansende, zwetende mannen en vrouwen. Iedereen kende iedereen van de Gastelseweg en Kalsdonk. Het was dan ook vreemd om te zien, hoe mensen die we normaal hoogachten, zich nu anders gedroegen. Altijd volop leut! En de orgel draaide maar door en door. Het geluid was kermisachtig. Drank was er meer dan genoeg, het hoorde erbij.

Maar het was kermis en er kon en mocht veel. Spannend werd het wanneer de Koreagangers kwamen dansen. Zij pikten de vrouwen af van onze brave buurtbewoners. Koreagangers waren soldaten die klaargestoomd werden om naar de oorlog in Korea te gaan in 1948. Wat genoten we daar toch van! Nuchter waren het brave jongens, maar als ze eenmaal begonnen te drinken was er geen houwen aan. Bovendien hadden ze geld genoeg, want ze waren voorbestemd om een vreselijke oorlog in te gaan. Het waren vrijwilligers die gingen vechten onder de VN-vlag. Een groepering die haast nergens voor terugdeinsden. Begonnen ze te vechten in het café met burgers dan werd dikwijls de deur niet opengedaan. Ze sloegen de mensen of wie het ook was waar ze ruzie mee hadden of kregen door de deur of ramen zo de straat op. Ze gingen naar de meest vergeten oorlog van de twintigste eeuw, tevens de bloedigste! En dat wisten ze! Vandaar natuurlijk die agressieve houding en omgang met burgers. De Militaire Politie (MP) met witte helmen, revolver in witte koppels kwamen in jeeps met gierende banden de zaak proberen op te lossen. Sommige Koreagangers waren echt door het dolle heen. Wanneer de rust was weergekeerd, begon het lieve dansleventje weer opnieuw. De orgel dreunde zijn liedjes onderwijl gewoon door. En wij als jong grut maar genieten. Stiena, zo heette de cafèbazin, joeg ons dan weg. Scheldend en tierend schreeuwde ze “Opgeso———“. We gingen wel weg, maar beetje voor beetje, stap voor stap, stonden we weer in de deur opening te gapen naar het dwaze gedoe en gesjouw. Ach, veel buurtbewoners leefden er een heel jaar naar toe. De kermis met alles erop en aan was één van de weinige hoogtepunten in onze wijk.

Het was paasvakantie, we mochten de kermis ook weer mee af helpen breken. De vrijkaartjes waren op, en voor wat hoort wat. We hadden nog een paar dagen vakantie en konden weer voetballen op de wei waar de kermis had gestaan. Voetbal was een groot goed voor ons “de jeugd”. De kermis zat er weer op voor een jaar. We namen afscheid van onze kermisgasten en -vrienden!

Foto: De Kalsdonke kermis in 1969, Jan Sturm, collectie West-Brabants Archief.

Informatie
  • Gepubliceerd:
    26 juni 2017
  • Auteur:
    Cees Sep
  • Periode:
    1950 - 1959
  • Dit verhaal speelt zich af in:
    Roosendaal
Kalsdonkse kermis: koekjes met zand

Samen beleven we meer

Reacties op dit verhaal

Er zijn nog geen opmerkingen

Plaats zelf een reactie
over dit verhaal