Vernissage ‘Ons Rosendale’
Gedicht over ons Roosendaal, geïnspireerd door de tijdelijke tentoonstelling 'Ons Rosendale' in het Tongerlohuys
Hoe ouder je wordt, hoe meer je beseft wat er allemaal is verdwenen uit je jeugd.
Hoewel ik vanwege het oorlogsgeweld een zorgelijke tijd heb meegemaakt, zou ik toch weer kiezen voor dezelfde leefwijze uit die jaren.
Het spreekwoord: ‘Elke leeftijd heeft zijn bekoring’ is zeer zeker op mijn leven van toepassing. Ondanks de beperkte middelen in de jaren dertig en veertig, kon ik ontzettend genieten van datgene ik wel had.
Ik had hele lieve ouders, zusjes en broer. We hadden allemaal heel veel fantasie, we konden van niets toch nog iets maken om er gelukkig mee te spelen.
We genoten zo van de wandelingetjes in de natuur, langs zandpaadjes en sloten (greppels) met water, waarin we mochten pootje baden en dikkopjes konden vangen. Vader maakte fluitjes van fiepkeshout of zelfs katapulten, waarmee je lekker ver kon schieten. We maakten knikkers van leem, rode inkt van klaprozen of we droogden bloemen tussen de blaadjes van …onze kerkboeken.
Bergen met zand hebben we verzet, ontelbare pijpjes en de mooiste scherven gezocht.
We kenden geen stofzuiger of wasmachine, we hadden geen elektriciteit. We kregen onze eerste (oude) fiets toen we achttien werden.
De bakker bezorgde het brood dagelijks met de fiets tot ongeveer 1970, toen er meer auto’s kwamen. De melkboer kwam langs met paard en wagen, veel later was er de winkelwagen.
Ook het (Rijke) Roomse leven had veel invloed op onze jeugd . Als kind moesten we dagelijks naar de kerk, maar ook dit had voordelen. We waren altijd de eersten die in het najaar kastanjes en noten mochten rapen bij de buren. Om de twee weken moesten we biechten, de hele klas deed overigens altijd dezelfde zonde. We eindigden onze belijdenis allemaal met: “ik heb gelogen”.
De dames droegen altijd verplicht een muts of hoed, waarom??
Het bijwonen van kerkdiensten is ontzettend achteruit gegaan. Het was altijd zo gezellig wanneer de mis uit was, nog lekker even kletsen buiten en dan naar huis. Allemaal lopend, gewoon met zoveel mensen samen. Regelmatig werd er gecollecteerd en speldjes uitgedeeld; papieren bloempjes met een kopspeld met glasknop. Ook een fotograaf was regelmatig present om iedereen op de foto te zetten. Later kon men deze plaatjes bij de kruidenier kopen.
Het uitgaansleven was in die jaren ook wel even iets anders. Voor je achttiende mocht je nergens binnen. De plaatselijke politie was niet zo streng bij controle. Kreeg hij assistentie van een Roosendaalse agent, waarschuwde hij wel even. Je hoorde om half elf thuis te zijn, anders was er het volgende weekeinde huisarrest.
We woonden een beetje buitenaf, heerlijk in de natuur. Tot 1965 hadden we geen waterleiding. Na ons trouwen in 1960 bouwden we na veel geharrewar met de gemeente onze eigen woning. We groeven daarvoor een eigen welput. Vader was zo goed al het water voor de bouw op te pompen met een gewoon weidepompje.
De straat was niet verhard, dat gebeurde pas begin jaren zeventig. In 1978 werd de gasleiding doorgetrokken en waren we verlost van het flessengas.
We hadden altijd een hechte band met de buren. Iedereen stond altijd voor elkaar klaar, we deelden lief en leed.
Foto: De Essenseweg in Nispen, 1935, uitgave Verhoeven, collectie West-Brabants Archief.
Nellie schreef
op 14 maart 2024
Ik ben 1943 maar heel herkenbaar, wij waren heel vindingrijk en vermaakte ons altijd met alle kinderen uit de straat, fijne tijd ondanks we arm waren.