Menu

Ik zijn geen chic wa, jot

Het verhaal

Dag 1

Je koos Hier

om uit je ei te komen

en bent verknocht aan deze stad

jouw Tullepetaonekot;

onder de huid ligt jouw parelhoender verenpak.

Als de zon weer vroeger rijst en jij pril haar eerste

stralen vangt, schuiven je Tullepetaonse pennen uit

en stap je trots en pronkend op jouw vogelpoten

rond. Blaas je rebels: putèèt, putèèt op lentekoper.

Dag 2

Uit pas geboren overmoed, jong leer je

met gebroken woorden en kakel je geheime

eierschalen. Met je scherpe pennen

praat je vrij papier na eigen blad, onze

donzen oren vol. Je brengt de hanen van de wijs

laat de hennen hossen, toomt de lentevogels op

met zeilen en laat hen luid met bussenvol

de straat indweilen.

Dag 3

Ieder moet zijn chic betalen

en jouw buidel slinkt, jouw zomerfluit

wordt herfsthobo. Je pen krast

woorden nauwelijks hoorbaar door,

wie dronken van het feest

met half toegeknepen oogjes

toch al jouw krassen bonkend hoort

die heeft de diepste zin

van carnaval in zich ver woord.

Dag 4

Jouw parelhoender veren plakken

van het wit schuimend bier; dat pak

is dronken van vertier, jij de drager

vouwt gebroken je poten op

en zakt zachtjes in de aarde, legt jouw kop

nog juist naast het hakblok want jij wil

morgen toch chic weer op.

Aswoensdag.

Ik zijn geen chic wa, jot.

Foto: De carnavalsoptocht van 2013 met het motto ‘Gaòd’op sjiek’: kleine groep Palucati, ‘Tullepetaonse rittekules gaon op sjiek’, N. de Boer, collectie West-Brabants Archief.

Informatie
  • Gepubliceerd:
    19 juni 2017
  • Auteur:
    René Spruijt
  • Periode:
    2010 - heden
  • Trefwoorden:
    Carnaval, Dialect
  • Dit verhaal speelt zich af in:
    Roosendaal
Ik zijn geen chic wa, jot

Samen beleven we meer

Reacties op dit verhaal

Er zijn nog geen opmerkingen

Plaats zelf een reactie
over dit verhaal