Het verhaal
Herinneringen aan Roosendaal? Ach, zoveel. Ik woon hier tenslotte al bijna mijn hele leven. Goede en ook slechte herinneringen. Over die laatste schrijf ik niet, ze zitten opgesloten in een klein hoekje achter in mijn hoofd, en komen gelukkig maar heel soms weer naar boven.
Herinneringen aan mijn middelbare schooltijd, natuurlijk. De nonnen op het Gertrudislyceum hebben me zes jaar weten vast te houden. Een school met in die jaren zestig alleen maar meiden. Pas toen ik in de vierde klas zat, mochten, met uitzondering van enkele leraren, ook wezens van het andere geslacht het statige gebouw betreden. Kleine jongetjes waar wij dames van zestien helemaal niks mee hadden. Maar goed, even terug naar 1965. Ik ging naar de MMS, de Middelbare Meisjes School, gehuisvest in het Gertrudislyceum aan de Kloosterstraat. Aan de voorkant, in de Molenstraat, was het klooster. Ze hadden daar ook een kostschool, maar dat heette zo niet. Nee, pensionaat, dat klonk deftiger. En de kostschoolmeisjes waren pensionaires. Ze hadden ook geen slaapkamertjes, maar chambrettes, en een non heette soeur. We hadden ook geen schoolplein, maar een cour. Kortom het ging er, achteraf gezien, toch wel deftig aan toe daar op dat lyceum.
Omdat jongens natuurlijk ook naar school moesten, was er een kilometertje verderop het Norbertuslyceum. Maar dat was voor ons verboden terrein. Stel je voor dat je in contact zou komen met zo’n jongen. Dat we daar in die roerige jaren zestig na schooltijd en in het weekeinde volop gelegenheid voor hadden, dat ontging de nonnen blijkbaar. Nee, het moest deftig blijven. En dus mochten we ook geen lange broek aan. Scholieren die van buiten de stad kwamen, op hun fiets of brommer, moesten in de fietsenstalling een rok aantrekken. Ook roken was natuurlijk uit den boze, terwijl de meesten toch graag een ‘sjekkie bolden’.
Eindelijk gingen de nonnen om. We kregen een leerlingenraad, en dat leidde ertoe dat de hoogste klassen in de pauze hun sigaretje mochten opsteken. En toen ’s morgens werd bekendgemaakt dat lange broeken niet langer taboe waren, zag het ’s middags blauw van de spijkerbroeken. Onze pensionaires konden daar nog niet aan meedoen, die liepen immers al in het blauw, hun uniform. Ze zagen er braaf uit, kostschoolmeisjes, netjes elke ochtend naar de mis, goed studeren en ver weg van de verlokkingen van de boze stad. Zoiets stond de nonnen en wellicht ook de ouders van onze vriendinnen voor ogen. Zijzelf dachten daar toch anders over.
De grote buitenwereld, wat in hun ogen het toen toch nog veel kleinere Roosendaal was, lokte. Maar hoe kwam je buiten, in die zo opvallende blauwe outfit, en met nonnen die ogen leken te hebben als haviken. Oh, we waren zo sluw. Er was een poort die uitkwam op de Molenstraat, en daar vlak naast was een café, de Bloemenmarkt. Daar wilden we tijdens de ochtendpauze naartoe. Het kasteleinspaar Nel en Geert werkte van harte mee. De koffie en thee, tegen scholierenprijsje, stonden klaar als we binnenkwamen. We hadden immers maar een kwartier. En jazeker, mijn kostschoolvriendin ging ook mee, gehuld in mijn lange tot op de enkels vallende oudrose jas, zoals de mode toentertijd voorschreef. We paften ons sjekkie, dronken onze koffie en leerden ondertussen ook nog kaarten van de stamgasten. Daarna ging het haasje repje terug naar de klas, ik vaak bibberend van de kou.
Toen we na al die lange jaren uiteindelijk ons diploma haalden, werden we op die zo vertrouwde cour opgewacht door familie en vrienden, met vele bossen bloemen. Ze moesten allemaal even wachten voor ze konden gaan feesten. Allemaal gaven we eerst nog een bos bloemen als bedankje af in de kroeg.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal