Het verhaal
Elke ochtend voor school liep mevrouw Heesbeen, samen met haar zusjes, naar de Theresiaschool toe. Ze waren thuis met twaalf kinderen en woonden achter het spoor in de buurt van de Kapelberg. Ze hadden het thuis met zovelen – vijf jongens, zeven meisjes en natuurlijk vader en moeder- niet breed. Met spullen moest dan ook zorgvuldig worden omgegaan. De meisjes startten hun tocht naar school, die bijna een uur duurde, dan ook op hun klompjes. In de straat waar ze woonden lag veel zand en stenen en de schoentjes van de kinderen mochten niet te snel slijten. Deze namen ze mee in hun tas. Wanneer ze dan aankwamen bij de ‘Kaai’ stopten ze bij de loods van van Gend en Loos, pakten hun schoentjes uit de tas en wisselden deze voor de klompjes om daarna ter communie te gaan bij de Paterskerk. Een kerkbezoek kon immers niet op klompen, dat vroeg om net schoeisel! En dat allemaal voor schooltijd.
Na de kerk volgde het laatste stukje te voet naar de Theresiaschool. Daar aangekomen aten de meisjes nog snel hun boterham voor de les begon, omdat het niet toegestaan was om voor de communie te eten. Aan het einde van de dag werden de schoenen weer omgewisseld voor klompen en begon de reis terug. Haar hele lagere schooltijd heeft mevrouw Heesbeen deze wisseltruc uitgevoerd.
Ondanks de ‘armoei’ denkt mevrouw Heesbeen graag terug aan haar jeugd. Ze hadden het wellicht niet breed maar het was erg gezellig thuis en moeder deed wat ze kon. Met het kleine beetje dat ze hadden waren ze gelukkig. Zo speelden de kinderen vaak met zijn allen orkestje, ieder bespeelde dan zijn eigen instrument, van pannendeksel tot wasbord. Als het mogelijk was, zou zij haar jeugd zo weer over willen doen.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal