Het verhaal
Roosendaal, oktober 2012
Gelegen in het centrum van de stad staat de kerk Onze Lieve Vrouw van Altijd durende bijstand. Roosendalers en kerkbezoekers van omliggende dorpen zeiden wanneer ze ter kerke gingen, “We gaon naor De Paoters kerk, aon de kaai in Roosendaol”. Wijd en zijd, en een begrip voor de hele regio, stonden ze bekend, de Paters Redemptoristen.
In het jaar 1868 vestigden zich de Paters Redemptoristen aan de Kade in Roosendaal. De Paters zijn van een religieuze orde die bekend stonden om hun boeiende preken en volksmissies. Menslievendheid, compassie en mededogen, dat bracht de congregatie voor de bevolking. Daardoor trokken zij veel mensen die financiële problemen hadden naar zich toe. Maar ook hadden ze een luisterend oor voor mensen in geestelijke nood. Door middel van advies, een praatje, en heel belangrijk, de biecht!
Op het kerkplein staat het standbeeld van de aartsengel Sint Michaël. Hij is de patroon van de wapendragers, zoals o.a. soldaten en politie en nog vele anderen. Aan de voorzijde van het standbeeld staat te lezen: “Verdedig ons in de strijd” en aan de achterzijde “In dank voor uw bescherming 1940 -1945”. Afgebeeld vecht De Aartsengel Sint Michaël met zwaard en lans tegen de draak. Tijdens de oorlog 1940-1945 beloofde Rector Wilhelmus Veeger C.S.s.R. een beeld te zullen schenken wanneer de kerk en het klooster de oorlog zouden doorstaan. En het beeld staat er!
De toenmalige rector van het klooster in Roosendaal, waar wij naar toe gingen rond 1947, was Wilhelmus Veeger, (1942 -1947) C.S.s.R. Verdere rectoren waren A. Carlier, J. Hiel, P. Witbroek, H. van Maastrigt, Theo Berkhout en Jan Verbeek. De laatst twee genoemden heb ik heel goed gekend. Met Pater Theo Berkhout deed ik samen “Het groot dictee der Nederlandse taal” op 14 december 1998. Hij had 21 fouten en ik 22. Hij won! Maar het kan snel gaan in het leven, want op een regenachtige vrijdagmiddag, amper een paar weken in januari 1999, is hij plotseling overleden op de gezegende leeftijd van 87 jaar. Pater Theo Berkhout was een grote en markante persoonlijkheid! “Schroom niet de dikke Van Dale in te kijken” was een van zijn gezegden.
En als laatste, tot het jaar van de overdracht in 2003, Rector Huub Cox C, S.s.R. In een druk bezochte volle kerk vond de laatste Eucharistieviering plaats op zaterdag 15 maart 2003 om 17.30 uur. Voorgangers waren uiteraard Rector Huub Cox –Gé Janssens C.S.s.R. -Pastor A. van Hees-Pastor J. van den Elzen en diaken A. Jagerman. En niet te vergeten de Koorschool o.l.v. Joseph Dekkers, Dirigent m.m.v. T. van Loon achter het orgel.
In het weekend van 15 en 16 maart 2003 werd de kerk overgedragen aan de huidige Pastor Fons van Hees. En vanaf 16 maart 2003 doet de kerk dan dienst als parochiekerk van Centrum-West. Door de hoge leeftijd van de kloosterlingen en hun aantal dat steeds verder afnam in Roosendaal, waren ze jammer genoeg gedwongen om tot sluiting van kerk en klooster over te gaan! De meeste Paters en Broeders gingen naar de kloosters “NEBO” in Nijmegen en Wittem.
Bekende Redemptoristen afkomstig uit Roosendaal waren Br. Franken, J. Peters, A. Huijgens, A. Holtzer, Prof. Dr. H. Manders, K. van Wely, Br. Broeren (Bonaventura) en Br. Braat (Paschalis). Verdere bekende Redemptoristen waren, de Stichter van de orde, H. Alfonsus Maria Liguori in 1732.
Clemens Maria Hofbauer, H. Gerardus Majella, en Kardinaal Wilhelmus van Rossum. Naar deze vier Redemptoristen zijn straat namen vernoemd in Roosendaal. Peerke Donders is ook een bekende redemptorist.
Mijn ooms en tantes hadden om de een of andere, soms zakelijke redenen, goede contacten met de redemptoristen. Bovendien zat het katholieke geloof er stevig in bij onze familie. Ik herinner me nog de vasten preek die pater Van Beek zes weken lang op zondagavond hield. Dan mocht ik met mijn vader mee, lopend door de Parklaan en Stationstraat naar de Kade. Ik zal zo’n jaar of zeven geweest zijn, het jaar 1947 waarin ik mijn eerste communie mocht doen. Behoorlijk onder de indruk van de vastenpreek, met wat er allemaal zou kunnen gebeuren, kwam ik weer buiten. De donkerte in de kerk en koude hielp ook mee om sombere gedachten te formeren. Ja, de pater had weer verschrikkelijke momenten van Jezus uit het lijdensverhaal verteld. Vooral wanneer hij op de preekstoel stond en gekleed was in lange zwarte toog en witte kraag deed hij me denken aan de H. Gerardus Majella, tja!
Rooms zoals we waren mochten we toch op zondag wel iets extra’s hebben. Door de week geen koek of snoep, dat werd in het “vasten trommeltje” bewaard voor de zondagen.
Enfin, al wat lekker was en verleidelijk mocht niet volgens onze geloofsovertuiging in de strenge veertig daagse vastentijd. Die duurde van Aswoensdag tot paaszaterdag 12:00 uur. Op paaszaterdag kwamen “de klokken van Rome terug”, zo werd ons wijsgemaakt, en daarmee eindigde de vastenperiode. Maar op zondag mochten we dan wel eens “buiten ons boekje gaan”. Zo ook zondags ‘s avonds wanneer we uit de kerk kwamen van de paters. Dan kregen we een zak frites bij de friteskraam die op het stationsplein stond. Lopend op weg naar huis aten we de frites op, lekker in de koude van de avond. Het was dan al donker, en bovendien ook spannend! En of ik nou mee ging voor de preek of voor de zak frites, ik zou het niet meer weten. Voor beiden, ach ja!?
Ik heb veel jongens gekend die het “geprobeerd” hebben om pater redemptorist te worden. Op het seminarie “NEBO” te Nijmegen konden ze intern de opleiding volgen. Dat noemden de paters “klaarstomen voor de toekomst, en om dan te gaan werken in de missielanden”! Maar zovele jaren later bleek dat ze het toch niet zagen zitten, en voor een ander beroep kozen. Er zaten ook voordelen aan de studie. Thuis waren ze “uit de kost”! En de opleiding kostte ook niet veel zodat het gymnasiumdiploma gehaald kon worden.
Regelmatig kreeg ik boeken om te lezen hoe het er zoal aan toe ging in die warme missielanden. Schaars geklede mensen die met pijl en boog rondliepen, zwaaiend met messen. Dansend, dollend en springend stonden ze om een pater heen. Dat die mens het overleefd heeft!? Tja, het zou wennen zijn, dat begreep ik al gauw. Maar ik wist van mezelf heel zeker dat ik het nooit verder zou schoppen dan misdienaar.
Ik herinner me nog wel de monumentale kloostertuin met prachtige bomen en paden. De muur die de tuin van de Badhuisstraat scheid. Tamme kastanje, noten en eikenbomen, en de vijver met de houten loopbrug en de kippenren. Hortensia, rozenperken, chrysanten en vaste borderplanten. Wanneer echter het water in de Molenbeek te hoog stond, was het goed merkbaar in de tuin. Dan waren paden en grasvelden onbegaanbaar en stonden ze blank.
In de tuin vonden processies plaats en tevens was het een gezonde bewegingsruimte voor de brevierende geestelijken. Lange tijd stond er in de tuin een overdekt prieel, dat in verval geraakte, en in 1965 is afgebroken. In de tuinserre werden bloemen en planten gekweekt voor versiering in de kerk. Maar doordat de kosten te hoog werden, raakte ook de serre in verval. En de enkeling die er nog gebruik van mocht en wou maken, bracht ook de sfeer niet terug.
De Paterskerk en kloosterbewoners “de redemptoristen” hebben een onuitwisbare indruk achtergelaten op de katholieke bevolking van Roosendaal, omliggende dorpen en plaatsen. Maar ook ruim aandacht hadden ze voor niet-katholieken. En dat was hun grote kracht en gratie!
Foto: De Paterskerk in 1975, collectie West-Brabants Archief.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal