Het verhaal
Vroeger zei men grootmoeder. Toen werd het opoe, en tegenwoordig is het oma. Op 2 september 1953 waren mijn opoe en haar zuster de oudste tweelingen van Nederland. Ze zijn geboren in Rucphen, als Johanna Braat en Adriana Braat, op 2 september 1868. Johanna was mijn opoe en woonde tot haar overlijden op de Kade. Zij trouwde met Cornelis Sep uit Rucphen, die als knecht ging werken in een slagerij. In 1919 begonnen zij voor zichzelf een zaak, een slagerij in de Nispensestraat. Enkele meters van de watertoren vandaan en op de hoek van de Dr. Heyptstraat. Een paar jaar later lieten ze er een zaak bijbouwen. Het gezin bestond uit dertien kinderen: acht zoons en vijf dochters. Ook daar werden twee tweelingen geboren. In 1953 leefden er nog vijf zonen en drie dochters. Maria Sep had een bont- en bruidsmodezaak in de Molenstraat (nu zit er een koffieshop in). Lien woonde in Geleen en had daar een drogisterij en schildersbedrijf, en Dientje trad in het klooster als zuster Hortensia. Zij straalde altijd vrolijkheid uit. De vijf zoons, Jan, Bertus, Paul, Rinus en Janus Sep, hadden allemaal de ambitie om slager te worden. Dat betekende het opzetten van slagerijen. Wie in Roosendaal naar slager Sep zocht, moest er eerst bij vermelden welke hij bedoelde.
Toen opa Cornelis Sep op 6 juni 1929 kwam te overlijden, zei Johanna tegen haar vijf zoons: “Jullie kunnen allemaal een goeie zaak hebben, als ge mekaar maar niet lastig valt.“ Ik ben blij dat zij allen goed geluisterd hebben naar mijn raad, zei ze op 2 september 1953 tegen een correspondent van het Brabants Nieuwsblad. Die kwam haar interviewen en feliciteren met haar 85e verjaardag. Vijf slagerijen Sep waren er in Roosendaal en wel op de Boulevard, Gastelseweg, Nispensestraat, en twee op de Kade. Daar woonden Bertus (hoek Kade- Molenberg) en Paul (naast de gang van Boonen). Na de bevrijding is opoe bij haar ongetrouwde zoon Paul gaan wonen, die haar goed verzorgde. Opoe had het vaak met me over de eerste vliegtocht in West-Brabant. Ze zag een kennis alsmaar omhoog turen. Toen ze vroeg wat er gaande was, zei de kennis: “Vandaag komt de eerste vliegmachine overgevlogen.“
De Roosendaalse Vliegheld Pinneke Busch startte op de wei van Madam Boonen aan de Kade in 1912 zijn vliegtuig en stortte neer in de Boulevard Antverpia, enkele meters verder. Dat was voor opoe een geweldige ervaring. Ze heeft ook nog de eerste televisie-uitzendingen mee mogen maken. En daar begreep ze helemaal niks van. “Hoe is het toch mogelijk Kiske, hoe is het toch mogelijk jong”, zei ze dan haar hoofd schuddend. Ik vergeet het nooit. ‘Schipper naast Mathilde’ was een favoriet. En het nieuws. Wanneer het hard waaide en het begon te ‘sneeuwen’ op de televisie, moest de andere dag Toon van Broekhoven komen om de antenne op het dak bij te stellen. Hij was de leverancier van dat “dieng”. De televisie dus. Hij woonde ook op de Kade en was op zijn beurt weer klant bij Oom Paul Sep voor Vlees en Vleeswaren. Zo ging dat in die tijd.
Elke zondag ochtend kwamen haar vijf zoons naar de Kade om verslag uit te brengen van de week. “Zo blijf ik op de hoogte en kan ze advies geven”, zei ze guitig lachend. De kleinkinderen, die het geluk hadden om mee te mogen die zondagochtenden, kregen allemaal een dubbeltje van haar. En dat was veel in die tijd. Het gebeurde dan ook dikwijls dat we met het geld naar het snoepwinkeltje van Doggen gingen, om kauwgom, toverballen of bakkesvollen te kopen. Die had het dan ‘druk’ met ons op zondagochtend. Geloof me. Expres lieten we de zware koperen deurbel een paar keer gaan, die over heel de Kade was te horen en galmde als ware het de klok van de Paterskerk. Doggen vroeg dan: ”Mannekes, wa zalt zijn? Uuke mot emme? Twee van zukke. Neie doet er mar zo ene, en zo ne aandere, aanders stikt ie er misschien wel in.” Dat waren woorden gericht op een van mijn jongere broers, die ook uitverkoren was om mee te gaan. Want er mochten er maar twee mee. Het kon ook gebeuren dat we nog een keer de ‘bestelling’ veranderden, maar de man had ontzettend veel geduld. Later liet ik opoe onze bromfiets zien. Maar dat vond ze het maar niks. Te voet, met aan mijn hand de brommer, ging ik vanaf de Gastelseweg naar de Kade, want ik was nog geen 16 jaar en mocht dus niet rijden. Vanachter de gordijnen keek ze naar de bromfiets, wantrouwig en vol ongeloof. “Kik mar goed uit vent, mee da dieng”, zei ze toen ik op de binnenplaats de brommer startte.
Haar tweelingzus Adriana Mies-Braat woonde in huis bij haar dochter Mina Mies, in de Koelestraat in Oud Gastel. Zij was een van de weinige vrouwen in West-Brabant die de oude Brabantse muts nog droeg. In alle soorten: de strakke muts en de plooimuts met de mooiste kroontjes. Het was een sterk geslacht. Opoe Sep is 88 jaar oud mogen worden. Ze overleed vrij plotseling op 6 mei 1956, nog voorzien van het H. Oliesel. Mijn opoetje was een tevreden goed mens, met een sterk geloof in God en het hiernamaals. Zij ligt begraven op de Roosendaalse Begraafplaats Bredaseweg.
Samen beleven we meer
Reacties op dit verhaal