Menu

Bettie Akkum Aai?

Het verhaal

In de jaren zeventig van de vorige eeuw verhuisde ik met man en twee kleine kinderen van Edam naar Roosendaal. We hadden een cafetaria met bovenwoning gekocht. De schoorsteen wilde niet trekken en moest dus geveegd worden. Via via kregen we een naam van een schoorsteenveger en maakte ik een afspraak.

Op de afgesproken datum en tijd kwam er echter niemand opdagen. Na een half uur wachten besloot ik hem op te bellen en kreeg te horen dat ik rekening moest houden met het ‘Roosendaals kwartiertje’. Hij zou echt wel komen. Enfin nu, zo’n dertig jaar later, is hij nóg niet geweest. Voor dat ‘Roosendaals kwartiertje’ heb ik een oplossing gevonden; ik spreek gewoon een kwartier eerder af dan nodig is, en iedereen is op tijd.

De zaak gaat open en de eerste klant bestelt een “frites meej juin” en een “frites meej zoete majonès”. Ik sta hem verbaasd aan te kijken. Wat bedoelt ie? Dat ze hier geen patat zeggen maar frites weet ik, maar wat is “juin” en wat bedoelt ie met “zoete majonès”? Ik kom erachter dat juin een ander woord voor ui is en dat zoete majonès gewone mayonaise is en geen fritessaus, die normaal gesproken over de frites gaat. De eerste horde is genomen maar de tweede staat een paar uur later voor de vitrine.

“Eén piccolo.” Het kind kijkt mij verwachtingsvol aan. Ik kijk onzeker terug. “Wijs maar aan wat je wil hebben” zeg ik met zoveel mogelijk zelfvertrouwen. Een piccolo blijkt een ijsje te zijn; dat zou ik zelf nou nooit bedacht hebben.

Op een dag vertelt een klant die op zijn bestelling staat te wachten, dat hij de avond ervoor bij zijn zus in Hongarije is geweest. “Dat is toch een hele reis” zeg ik bewonderend. “Valt wel mee” zegt hij. “Oogerheie ligt op zo’n 12 km van Roosendaal.” We vervolgen ons gesprek en ik let nu heel goed op zijn woorden. Gelukkig kom ik er, voordat hij met zijn bestelling de deur uitgaat, achter, dat hij het over Hoogerheide had. En ja, dat is op één avond wel te doen.

Toch bleef het wennen aan de taal. Kinderen zeggen GIJ tegen elkaar, een baby is altijd HIJ, ook al is het een meisje. HIJ heeft een “neiïg” jurkje aan; mijn zoveelste flater want een jongetje met een jurkje aan? Met neiïg wordt waarschijnlijk leuk of mooi bedoeld.

Andersom ging het ook fout. Als ik bij de slager om Filet Americain vraag, blijkt dat hier Préparé te heten en Cervelaatworst is zoiets als Saucisworst? De groenteman kent geen Hutspot maar wel Peeënstamp.

Omdat ik twee kinderen wel genoeg vond, slikte ik de pil. Als huisarts werd mij Dr. Cox in de Parklaan aangeraden en dus ging ik naar hem voor een pilrecept. Hij zei doodleuk: “Ik schrijf de pil niet voor, want ik ben het eens met de Paus.”

Ik kon mijn oren nauwelijks geloven. Wat nu? Toen verwees hij mij naar zijn nieuwe assistent, Dr. v.d. Weerden, omdat die bredere opvattingen had. Bij hem zou ik wel een recept voor de pil kunnen krijgen. Zo is Jan v.d. Weerden mijn huisarts geworden en gebleven totdat hij een aantal jaren geleden uit Roosendaal vertrok.

Ook de paasgedachte week nogal af van wat ik gewend was. Het ging niet alleen om Palmpasen en eieren. Op een dag kwamen mijn dochtertjes thuis met een grote kartonnen doos waarin twee levende kuikens zaten. “Hoe komen jullie daaraan?” vroeg ik achterdochtig. “Nou, het is binnenkort Pasen en daar horen kuikens bij, en deze hebben we van iemand gekregen. Alle kinderen hebben kuikens!” antwoordden ze tegelijk. Ik was verbijsterd. Waar is dat goed voor en wat moeten we ermee? Tja, dat wisten mijn dochters ook niet. Ik herinner me dat ik de kuikens aan de kinderen van een kennis heb gegeven, die wél wisten waar het goed voor was en wat je met die kuikens moest.

Naarmate de jaren verstrijken raak je als importburger meer en meer bekend met de taal en de Roosendaalse gewoonten. Een soort praktijkgerichte inburgeringcursus. Ik voel me thuis in Roosendaal en met carnaval zing ik uit volle borst ’t Roosendaols Lieke en Mijn Stadje mee.

Ik probeer niet om in Roosendaals dialect te praten want met die Edamse tongval klinkt dat totaal niet. Alle Roosendalers horen direct dat ik “van boven de Moerdijk” kom.

Het omgekeerde is nu ook een feit. Als ik in mijn geboortestreek ben krijg ik te horen dat ik Brabants praat. Tussen wal en schip terecht gekomen?

Ik heb er niet zo’n moeite mee want IK ben IK uit Roosendaal, met een Edams verleden.

“Bijt hij als ik hem aai?”

“Geen idee. Het is niet míjn hond!”

Houdoe, namens een ingeburgerde importburger

Informatie
  • Gepubliceerd:
    26 juni 2017
  • Auteur:
    Anneke Lips-Wier
  • Periode:
    1970 - 1979
  • Trefwoorden:
    Dialect
  • Dit verhaal speelt zich af in:
    Roosendaal

Samen beleven we meer

Reacties op dit verhaal

Er zijn nog geen opmerkingen

Plaats zelf een reactie
over dit verhaal